Zie Ginds komt de Stoombootweg

Geplaatst door

Al ten tijde van de Goudse Singelloop gonsde het van de geruchten. Weeronline had in al zijn wijsheid aangegeven dat de Dam-tot-Damloop – negen dagen later, op 22 september – onder hoogzomerse omstandigheden zou worden gehouden. En dat terwijl de kristallen bol van hetzelfde Weeronline niet eens bij machte is om een buitje twee uur vooruit fatsoenlijk te voorspellen. Zó vaak ben ik al bedrogen uitgekomen: zeiknat regenen zonder paraplu, of juist zeulend met het regenscherm door een immense zonkracht worden getroffen. Menigmaal heb ik op het punt gestaan deze gemankeerde virtuele weerprofeet voor het gerecht te slepen. Er was ook ditmaal alle reden om de DtD-voorspellingen met een flinke berg zout te nemen. Maar de elektronische weeralmanak bleef gedurende de hele week consistent in haar beweringen: zonnig en warm zou het worden daar tussen Amster- en Zaandam. Zouden ze dan tòch gelijk gaan krijgen?

Een Dam-tot-Dam met droog en zonnig weer: dat zijn toch wel de beste condities voor een onvergetelijk hardloop- en volksspektakel. Vorig jaar zeek het continu van de regen en was de inheemse bevolking van Amsterdam-Noord en Zaandam nauwelijk bereid om uit hun stulp te kruipen. Hier en daar langs het parcours stonden stijf gesloten partytenten. Daarin werden ongetwijfeld héél bijzondere feestjes gevierd, maar die hadden weinig tot niets met de hardloopwedstrijd te maken. Slechts een enkeling vervoegde zich buitenshuis om onder Moeder’s Paraplu het peloton gade te slaan. Maar binnen de kortste keren trok diezelfde enkeling zich weer schielijk en veilig terug onder Moeder’s Rokken in het warme huisje – waar het hopelijk verder droog was. Nu echter zou er geen enkel excuus meer zijn voor de inboorlingen om zich niet te vergapen aan al die prachtige atleten en atletes op weg van Dam naar Dam.

In mijn vorige zwetsverhaal deed ik er al kond van. Twee dagen na het memorabele Goudse Singelfestijn werkte ik onder leiding van GR-oprichter Hans een 9km hersteltraining af door de polders bij Reeuwijk. Zoals ik al vreesde kreeg ik nog even de volle laag over mijn handel en wandel op de gewraakte vrijdagavond. Streng doch meedogenloos voegde Hans mij toe dat het lopen in nylon vlaggen niet iets is dat bij de Goudse Runnersetiquette past. Fijntjes wees hij mij daarbij op mijn gebrekkige looptechniek, race-indeling en ademhaling tijdens de marteltocht door de Goudse binnenstad. Deemoedig boog ik het hoofd en onderwierp me aan de verder rustige uitlooptraining. Hierbij werd ik meewarig dan wel grijnzend aangestaard door mijn mederunners. Van je vrienden moet je het maar hebben, nietwaar?

Herstel-/strafrondje

Op diezelfde zondag moest ik – ditmaal met Elfriede – nogmaals flink in de hoeven bij een heuse Nordic-Walking clinic. Deze clinic werd gegeven vanaf de hut van de Langlaufvereniging Gouda. Een vriendin vierde op deze speciale wijze haar zestigste verjaardag: een leuk groepsinitiatief waar mijn lief en ik ons met graagte aan overgaven. In twee middagsessies van één uur werden wij onderwezen in de basisbeginselen van deze bijzondere manier van wandelen-met-stokken. Weer eens een heel andere vorm van loopscholing zeg maar. Het kostte mij verdorie veel moeite om die principes enigszins onder de knie te krijgen. I’m getting on a bit, you know? Maar ik liet mij niet kennen en dat werd uiteindelijk toch wel gewaardeerd.

Gedurende de hele week erna bereidde ik mij vooral mentaal voor op de verschrikkingen die mij die zondag zouden wachten. Overigens zou het de vijfde achtereenvolgende keer zijn dat ik mij aan dit spektakel ging wagen. Een lustrum-editie dus. Vrijdags had ik mijn dochters (twee stuks) uitgenodigd voor een huiselijk festijn dat hopelijk óók gaat uitgroeien tot een fraaie traditie. Eerst werd een waar kannibalenmaal aangericht in de vorm van Coq au Vin met toebehoren. Deze schranspartij werd naadloos gevolgd door een exclusieve vertoning van de lievelingsfilm van zowel vaderlief als dochterlieven: Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulin, kortweg Amélie. Ik weet het: die voorliefde zegt veel over ons, en zeker indien U de film kent zult U dat grif beamen. Onze partners (elk ééntje, dus drie stuks tezamen) worden bij dit evenement gedoogd: op deze manier krijgen zij immers een nóg beter inkijkje in wat ons Haantjes bezielt en kunnen ze nóg beter rekening houden met hun geliefden. Bovendien mogen ze gratis meeëten en meekijken: ziehier het mes dat aan alle kanten snijdt.

Het festijn op de vrijdagavond vormde de fraaie prelude voor het festijn op de zondagmiddag. De zaterdagochtendtraining sloeg ik over: er moest immers zuinig worden omgesprongen met de beschikbare energie. Al een aantal dagen lang was ik fysiek bepaald niet superfit – mentaal was ik het echter wel. GR-loopmaat Chuen (afstammeling van!) belde mij aan het eind van de ochtend nog enthousiast op: tot zijn vreugde had hij op het allerlaatste moment ook een ticket bemachtigd. Hij vroeg zich af of wij samen konden reizen naar Amsterdam. Helaas zat er tussen zijn starttijd en de mijne ruim twee uur. Samenreizen zat er derhalve niet in, maar wel wensten we elkaar veel succes en plezier met de loodzware challenge die ons beiden te wachten stond.

Vanwege het late starttijdstip van klokslag 14:25 uur konden man en vrouw op de wedstrijdochtend lekker lang doorsudderen tussen de lakens. Op het door de electronische haan aangegeven moment jumpten wij er ijlings uit om ons aan het sportontbijt te wijden. Terwille van een goede eiwit- en zoutbalans omvatte dit maal ditmaal ook een gekookt eitje, een lekkernij die met een snuf zout werd ingebracht. Hierdoor stelde ik zeker dat ik optimaal voorbereid naar de hoofdstad zou afreizen. Vlotjes werd de speciale Dam-tot-Dam-tas ingepakt en om half twaalf des ochtends verliet het liefdespaar het liefdesnest. Behendig manoeuvrerend langs alle zwartomhulde kerkgangers baanden wij ons een weg naar de treinen. Zoals bij U bekend is het stationsgebouw een toonbeeld van foute architectuur, zowel qua ontwerp als uitvoering. Maar dat terzijde. Even later nam ik plaats in het rijtuig waarin ik naar Amsterdam zou worden vervoerd. Dit alles uiteraard na een buitengewoon roerend en liefdevol afscheid dat wij en plein public zonder enige gêne lieten plaatsvinden.

Het was al onrustig in het boemelvehikel, maar op het schilderachtige stationnetje Goverwelle werd het nog een graadje erger. Tegenover en naast mij nam een drietal Polen plaats dat onmiddellijk, en zonder voorafgaande aankondiging of waarschuwing, luidkeels met elkaar in debat ging. En of dat nou over wodka, Poolse of Nederlandse vrouwen, uitkeringen/pensioenen of de schoonheid van het Tatra-gebergte ging: ik had er waarlijk geen idee van. Wel hadden mijn immers hoogsensitieve trommelvliesjes de grootste moeite met het verwerken van zoveel onverstaanbare impulsen. Gelaten bracht ik mijn oortjes in en trachtte op de klanken van The Blue Nile het gekrakeel te dempen. ‘Now that I found peace at last, tell me Jesus will it last?’. BTW goeie vraag op deze Dag des Heeren. Nou het antwoord nog.

Tell me Jesus, will it last?

Gelukkig verlieten de drie Oostblokkers in Breukelen de trein. Onmiddellijk werden de twee plaatsen tegenover mij ingenomen door twee jonge vrouwen van wie het alle schijn had dat zij ook aan het DtD-festijn zouden deelnemen. Hun tassen leken immers sprekend op de mijne. Gelijk schrijver dezes waren zij al gehuld in hun wedstrijdtenue – dat kon ik razendsnel constateren. Twee paar onbedekte vrouwenbenen staarden mij aan, en dwongen mij haast om terug te staren. Pijlsnel besloot ik tot een interventiemeditatie: uiterst geconcentreerd de mindemptiness bedrijven met de luikjes dicht. Dit ter voorkoming van ogen op steeltjes, bakkes op half zeven en buitensporig gekwijl uit de mondhoeken. Een aanrader voor wie niet op gluurgedrag betrapt wil worden: dit is het beste wat je kan doen. Eigenlijk is het wel het enige wat je kan doen. In dit geval nog altijd op de klanken van The Blue Nile: ‘I wanna hold you, treat you right. I can do wrong but will do right’.

Weer een beetje tot rust gekomen na deze aangrijpende gebeurtenissen bereikte ik met mijn medepassagiers de prachtige Johan Cruyff ArenA. Waar ik in het epistel over de Gaasperplasrun de loftrompet stak over de naamgever, wil ik nu kort stilstaan bij mijn bemoeienissen met deze voetbaltempel. Eerst een bekentenis: mijn cluppie Ajax heb ik daar nog nooit zien spelen. Maar ach, vroeg of laat zal dat er ongetwijfeld van komen. Wel aanschouwde ik, samen met mijn vader, de grote opening in 1996. Drie dagen later bezocht ik die grote teil opnieuw, ditmaal met diezelfde vader en mijn toenmalige schoonbroer. Twee jaar daarna, in juli 1998, was de ArenA het toneel van een spetterend concert van The Rolling Stones, met in het voorprogramma de Dave Matthews Band. Ik was erbij, zoals U zult begrijpen. In juni 2016 (we maken een grote sprong in de tijd) was er een al even spetterend concert van Coldplay, onder andere geopend door een fantastische Lianne de la Havas. Ook daar was ik gloeiend bij.

Nu weer een tijdsprongetje terug: in oktober 2005 was er de WK-kwalificatiewedstrijd om des keizers baard tussen Oranje en Macedonië. Ditmaal zonder support act, tenzij U natuurlijk het zingen der volksliederen als zodanig beschouwt. BTW toen ging het nog om heel Macedonië – en niet alleen maar het Noorden. Doordat Nederland zich al voor het WK geplaatst had (dat was nog ongewis toen ik de kaartjes kocht) en Macedonië al lang uitgeschakeld was, werd het een bloedeloze wedstrijd met een bloedeloze 0-0 als eindstand. Desalniettemin: toch mooi om erbij te zijn geweest.

Vervuld van mooie herinneringen dreef ik deze indrukwekkende tobbe voorbij. Om ongeveer kwart voor een op deze stralende middag landde het Sprintertje op het Mokumse Centraalstation. Zoals gebruikelijk tijdens de DtD kon je over de koppen lopen, zo knetterdruk was het ter plaatse. Slaand, schoppend, bijtend en krabbend baande ik mij een weg naar de Sanifair geldfabriek die aan de IJ-zijde van het station is gelegen. Met een nauwelijks te onderdrukken glimlach bekeek ik de gigantische rij waarin de vrouwen voor het toiletgebouw stonden opgesteld. Kun je nagaan: eerst kloppen ze je nota bille 70 Eurocent uit je DtD-zak nadat je al een uur gequeued hebt, en vervolgens moet je inpandig nóg eens een uur wachtend doorbrengen. Als de nood het hoogst is, is bij Sanifair de redding geenszins nabij. In ieder geval niet voor vrouwen. Wij mannen, gezegend met onze specifieke fysiologische karakteristieken, hadden meer geluk vandaag.

Opgelucht verliet ik dit Sanifair-inferno, met recht het Oord der Helse Verschrikkingen. Schielijk sloop ik naar boven, richting het busplatform. Daar stonden de vrachtwagens opgesteld die onze witte DtD-tasjes veilig naar Zaandam zouden brengen. Na afloop van de 16 kilometer lange kweltocht zou de atleet zijn of haar tasje weer kunnen afhalen. Ik bracht mijn doping in, stopte alle overbodige kledij in de tas, legde er een grote knoop in en gaf ‘m af bij de dienstdoende logistiek vrijwilliger bij de truck. Vervolgens besloot ik mijn mediteerwerk te hervatten op het busplatform, met als enige overgebleven losse bezittingen een flesje water en een flinke banaan.

Na afloop van de meditatie nam ik zoals zo vaak even de gelegenheid om een blik te werpen op al die prachtige atleten en atletes die zich opmaakten voor het verrichten van hun prestatie. En opeens zag ik hem: mijn oud-collega Cock, gezeten op de stoeprand en in druk gesprek met een vrouwspersoon. Opgetogen liep ik op hem af: hij was de eerste en mogelijk enige bekende die ik in deze immense lopersmassa zou tegenkomen. De begroeting was allerhartelijkst, en ook maakte ik kennis met zijn metgezellin: zijn eigen vrouw met wie hij samen deze loop ging verhapstukken (bron: Arranraja). Uiteraard ging een deel van het gesprek over onze gezamenlijke tijd als vakbroeders. Lang kon ons onderonsje helaas niet duren: zij zouden eerder starten dan ik en moesten zich zo langzamerhand haasten naar hun startvak. We wensten elkaar veel succes, en we beloofden dat we elkaars uitslagen zouden checken.

Geduldig wachtte ik op het busplatform mijn tijd af. Om kwart voor twee was ook voor mij het moment aangebroken om de moede gang naar het startschavot te maken. Luid smakkend op mijn banaan liep ik in de IJ-passage onder alle sporen door. Koud buiten het station gekomen voelde ik de warmte onverbiddellijk op mij neerslaan. Krimmenele wat zou dit heftig worden vandaag! Gelaten sjokte de kudde langs de Schreijerstoren richting dat vermaledijde startvak. Op de brug waar alle businessteams hun fotoshoots houden wijdde ik mij kortstondig aan wat inloopwerk. Je moet tenslotte warmdraaien ook al is de buitentemperatuur hoog – zo zijn nou eenmaal de regels van het spel. Gutsend van het inloopzweet bereikte ik Dixiland, waar ik nog een laatste inspanning verrichte om het reservoir leeg te krijgen.

Eenmaal aangekomen in het rode startvak zocht ik onmiddellijk de schaduw op. Die werd zoals zovaak gevormd door het aan de Prins Hendrikkade gelegen Amrâth Hotel, dat dit jaar geheel in de steigers stond. Met frisse tegenzin onderwierp ik mij aan een warming-upspektakel dat mij eigenlijk vreselijk tegen de borst stuitte, maar ja je moet toch wat om de tijd te doden (bron: Wim). Anders maak je jezelf maar veel te zenuwachtig zo vlak voor de start. Na deze opwarmgekte bewoog het peloton zich schuifelend naar voren richting de startlijn. Nu stond ik schuin voor een enorm beeldscherm waarop de menigte te zien was – en al spoedig ontdekte ik er mijn eigen persoontje. In opperste concentratie monsterde ik mijzelf: zat het jasje recht, het dasje recht? Veters netjes gestrikt met een extra knoop er bovenop? Waren er ergens nog ongerechtigheden? Stond er niet ergens nog een gulp open, een chocoladevlek in de mondhoek misschien? Snottebelletje aan het neusje soms? Zat mijn kapsel goed? Check-recheck-doublecheck. Tevreden zag ik dat het goed was, en dat ik gereed was om te vertrekken.

De Lijdensweg van Dam tot Dam

Om klokslag 14:26 uur werd met een fuikstart ook dit stukje peloton weggeschoten. Meteen kreeg ik het warm op het stuk Prins Hendrikkade, tot aan de bocht richting Nemo en IJtunnel. Ik zou vandaag heel zuinig moeten lopen, anders zou het mij slecht vergaan. Zoveel was mijn warmtemanager in de eerste honderden meters al duidelijk geworden. De tunnel bood direct verkoeling: er hingen gigantische blowers aan het begin die koude lucht op de meute lieten neerdalen. Hartstochtelijk aangespoord door een roedel trommelaars vervolgden wij onze weg in de tunnel waarin het naar mijn gevoel behoorlijk koel was. Hoe anders was dat vorig jaar: toen vertrokken wij met lagere temperaturen en enorme plensbuien en betraden we een tunnel die bloedheet aanvoelde. Maar nu niet dus. Ook aan het eind van de tunnel hingen weer blowers die ervoor zorgden dat het zelfs flink koud aanvoelde. Dat was misschien even lekker, maar ik wist dat we meteen de tol gingen betalen. Het gevoelstemperatuurverschil (3x woordwaarde) met buiten was immers veel te groot.

Op het oersaaie stuk over de Nieuwe Leeuwarderweg sloeg de zonkracht onbarmhartig toe. Het was zaak om zo behoudend mogelijk te lopen, anders zou de strijd snel gestreden zijn. Ik verkoos de geborgenheid van een groep van ongeveer 15 lopers die een voor mij te behappen tempo onderhielden. Vlak voor de opgang richting Amsterdam-Noord ontspon zich een merkwaardig gesprek over het mogelijke dodental van deze loop, onder deze omstandigheden. Een aantal manspersonen was vol bravoure tegen elkaar aan het opbieden over dat getal, en op een gegeven moment was men op het angstaanjagende verhoudingscijfer van 1:15 gekomen. Kortom: van elke 15 lopers zouden er 14 levend de finish bereiken. Hilariteit alom in het groepje, en ook ik kon een glimlach maar met moeite tot bedaren krijgen. Mannen onder elkaar hè? Berekenend als ik ben besloot ik om nu ook maar mijn duit in het zakje te doen. Ik hield de mensen om mij heen voor dat ze dan maar eens goed om zich heen moesten kijken. Want, zo sprak ik fijntjes, één van ons zou het loodje leggen vandaag. Meteen werd het een stuk rustiger. En nadat we even later óók nog langs een begraafplaats waren gelopen werd er verder geen woord meer gewisseld in het vlak daarvoor nog zo geanimeerd klessebessende groepje.

Ondanks al deze morbide jolijt begon ik het intussen behoorlijk zwaar te krijgen. Dat was mij verdorie tijdens de vier voorafgaande edities in deze fase van de strijd nog niet overkomen. Ik verwelkomde de eerste drankpost op de Buiksloterdijk met graagte en viel als een dorstige wolf aan op het verstrekte water. Ook werd er het nodige van die vloeistof over het flink verbrandende bolletje uitgestort. Alle middelen moesten immers worden ingezet om oververhitting te voorkomen. Met een langzaam leeglopende tank vervolgde ik mijn weg over de Marjoleinweg en het Barkpad, waar overigens geen hond te bekennen viel. Ik had inmiddels vijf zware kilometers achter de zwaar verhitte kiezen. Het was tijd voor de volgende etappe: het lange stuk naar het pythagoreske Kadoelen. Het eerste gedeelte is onbarmhartig: geen enkel stuk struweel neemt ook maar iets van de zonkracht weg. Daarna wordt het wat beter en komt de bebouwing van Kadoelen in zicht. En daar, op de Stoombootweg, voltrok zich de redding. Vele Kadoelers hadden uit oprecht medelijden drankpostjes ingericht of hadden hun sproeiers van stal gehaald om het atletenvolk afdoende te koelen. Waarvoor de onuitsprekelijke dank van deze Goudse tobatleet. Een groot gedeelte van het parcours in Kadoelen stond blank, echt waar, en het was soms nog een hele toer om al deze vloeibare klippen te ontwijken.

In de Molenwijk (een minder schilderachtig stukje Amsterdam-Noord) vergunde ik mij alle tijd bij de fruitpost en later bij de drankpost. Even weer wat bij mijn positieven komen, even een assessment maken van de situatie. Welnu, die situatie was weer eens niet best en bood ook weinig hoop voor het vervolg. On a brighter note: inmiddels waren wèl bijna 10 kilometers afgelegd en was ik bijna op tweederde van deze monsterbeproeving. Inmiddels had ik een pact gesloten met een hardloopstelletje om een tijdje de krachten te bundelen. Voor de geïnteresseerden: beiden waren getooid met een blonde paardenstaart. Gezamenlijk schreden wij onder het Coenplein door (besmette naam, red.) richting Zaandam. Liep men tot twee jaar geleden altijd over de Verlengde Stellingweg, tegenwoordig wordt de meute naar de westelijke kant van de A8 gedreven. Vlak voor het 11km-punt schoof het hele peloton de weg af en het fietspad op, simpelweg omdat daar schaduw was. Dat was wel sneu voor een vrouwelijke DJ die nou juist aan de kant van de weg haar kunsten aan het vertonen was. Spijtig voor haar liepen wij allemaal achter haar langs – volgend jaar maar beter hè?

Vlak na deze onverkwikkelijke gebeurtenis sjokte het peloton de Noorder IJ- en Zeedijk op, een behoorlijk lang stuk op weg naar Zaandam. Ik had het hardloopstelletje inmiddels gelost (of was het andersom?) en liep nu op met een man van ongeveer mijn leeftijd, gezegend met een Limburgs accent. Met zijn zachte G wist hij mij te vertellen dat hij er dubbel en dwars doorheen zat en dat het allemaal niet lang meer moest duren. Dat gaf mij nieuwe kracht: ik was blijkbaar niet de enige die op sterven na dood was. Even na het 12km-punt sprong een manspersoon het parcours op als wilde hij ons de weg versperren. Hij maakte zich bekend als wedstrijdofficial en maande ons met klem om vooral rustig te gaan lopen, wegens de warmte. What a statement: we gingen al zó langzaam dat we dreigden om te vallen. Grijnzend keken mijn loopgezel en ik elkaar aan. Maar goed: bevel is bevel, zoveel had ik wel opgestoken van mijn jeugd in een kolonelsregime. En dus bonden we in, mede uit angst uit de wedstrijd te worden verwijderd.

Intussen bereikte ons ook de mare dat de laatste twee startgroepen, in totaal ruim 4000 personen, een startverbod hadden gekregen. Even werd ik wit om de neus. Dat betekende dus dat ik in de láátste groep had gezeten die wèl mocht starten! Wat was er in hemelsnaam gebeurd? Ik moest er maar even niet aan denken, dus ploeterde ik ijverig voort richting de laatste drankpost, op 13.7 kilometer. Daar laafde ik mij voor een laatste maal overvloedig: twee bekertjes Isostar en twee bekertjes water. Met een doordrenkte spons sopte ik voor de laatste maal mijn vermoeide en oververhitte hoofd. De laatste fase van het Damdrama was aangebroken.

Even na 14 kilometer zag ik tot mijn schrik een aantal hulpverleners die zich over een roerloos op de grond liggende persoon bogen. Die man of vrouw lag er duidelijk niet florissant bij, en het maakte dat mijn stemming al helemaal tot het nulpunt daalde. Vol met bange vermoedens sjokte ik voort over de Zuiddijk, luid aangemoedigd door een grote schare inboorlingen die uit hun hutten waren gekropen om ons een hart onder de riem te steken. Ook hier werd weer onwaarschijnlijk veel gezopen en gebruikt – het was goed te ruiken allemaal. De zon was achter de wolken verdwenen, en hierdoor voelde het even vreemd koud aan. Eventjes viel ik stil. Er trokken rillingen over mijn rug: voelde ik mij wel goed en kon ik zo eigenlijk nog wel door? Gelukkig herstelde ik snel en kon ik mijn weg vervolgen over de klinkers van de Zuiddijk.

Dood van Pierlala?

Bij 15 kilometer voelde ik mij alweer goed genoeg om breeduit te grijnzen en te zwaaien voor de in groten getale opgestelde fotocamera’s. Als U de foto’s ziet lijkt het alsof ik zo fit als een hoentje ben – in werkelijkheid loop ik als de Dood van Pierlala over het wegdek te zwalken. Het absolute dieptepunt bereikte ik vlak voor de Dam: daar had het hele spektakel wat mij betreft subiet mogen ophouden. Maar er waren nog ettelijke honderden meters te gaan. Godzijdank bood de doortocht op de Dam met honderden uitzinnige (want stomdronken) supporters nog net die motivatie om het karwei naar behoren af te ronden. Eenzelfde verschijnsel beleefde ik bijna een jaar geleden op het Stratumsend in Eindhoven, in the dying seconds van mijn halve marathon aldaar. Hier in Zaandam, met nog 400 meter te gaan, werd het gelukkig een overzichtelijk en behapbaar gebeuren. De finishboog op de Peperstraat kwam in zicht, en met een redelijk tempo voltooide ik het laatste stuk. Uitgepierd en afgedraaid passeerde ik de finishmatten: deze helletocht zat er voor mij eindelijk op. De strijd was gestreden, het leed was geleden. Mijn vijfde (achtereenvolgende!) Dam-tot-Damloop was aan mijn zegekar gebonden.

Tobatleet op weg naar de verlossing

Uitgeput nam ik mijn medaille en een flacon sportdrank in ontvangst. Dat had ik allemaal wel verdiend vond ik zo. Normaal gesproken staan ze vlak na de finish ook pakjes Sultana uit te delen. Maar dit keer niets van dat alles. Ik heb inmiddels een lange brief geschreven aan de organisatie, waarin ik mijn ongenoegen over deze omissie kenbaar heb gemaakt. Mogelijk zal door toedoen van dat epistel deze traditie volgend jaar hervat worden. Ik houd U op de hoogte. Maar op dat moment zat het mij behoorlijk hoog. Gedesillusioneerd liep ik over de Heijmansstraat richting de tassenafgifte bij het Dam-tot-Dampark. Overal zag ik mensen totaal uitgewoond in de hekken hangen. Voor mij liep een blonde vrouw die zichtbaar heel gelukkig was met zichzelf. Telkens maakte zij vreugdesprongetjes en hief zij haar armen in triomf. Deze fraaie verschijning, zo vlak voor mij, bracht mijn goede humeur op slag terug. En het deed mij ook weer beseffen hoe gelukkig ik zelf ben. Gelukkig in het spel, en gelukkig in de liefde.

Na het confisqueren van mijn DtD-tas monsterde ik mijn schrandere telefoon. Daarop had een ware Whatsapp-ontploffing plaatsgevonden. Mijn bezorgde levenspartner, mijn dochters, vader, zuster, mijn tante Martha die ik niet tante mag noemen, Arranraja, GR-makker Wim, allen hadden zij die éne prangende vraag: was ik wel gestart? Gevolgd door die éne prangende vervolgvraag: was ik wel gefinisht? Gelukkig kon ik beide vragen bevestigend beantwoorden, maar ik deelde hen wel mee dat mijn situatie te wensen overliet.

Moeizaam kleedde ik mij om en na nog een kort meditatief momentje vertrok ik naar het Zaanse station. U weet inmiddels hoe fraai ik dat station vind, dus dat vermeld ik hier niet nogmaals. Halverwege de Gedempte Gracht passeerde ik nog de favoriete coffeeshop van mijn blogbroeder Arranraja, en met een glimlach bedacht ik mij dat ook door hem een jubileumeditie was afgewerkt. Voor het voltooien van zijn tiende achtereenvolgende DtD past enkel eerbied en ontzag. Ik hoop oprecht dat zijn medisch team snel een oplossing kan vinden voor zijn rugkwetsuur, zodat hij ook in de toekomst actief kan zijn tussen de twee Dammen.

Met mijn laatste krachten sleepte ik mij naar de achterkant van het perron, en wachtte daar geduldig op de Intercity vanuit mijn geboorteplaats Den Helder richting Maastricht. De Nederlandse Spoorwegen brachten mij vervolgens veilig via Utrecht naar Gouda. Ter hoogte van de streng Gereformeerde Stationspleinkerk luisterde ik even naar de loodzware gezangen die tot ver buiten het pand te horen waren. Zouden deze mensen uiteindelijk vrede hebben gevonden, en had Jezus hen inderdaad verteld dat dat eeuwig zou zijn? Mijn persoonlijke duurzame vrede had ik op eigen houtje allang gevonden. Vermoeid doch voldaan sjokte ik langs het spoor naar huis, daar waar happiness heerst, waar het leven goed is en ten volle waard om geleefd te worden.

Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op zaterdag 19 oktober 2019 00:23

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.