Na het slopende Damfestijn op 22 september was het heilige vuur weer even gedoofd bij Uw Goudse Tobatleet. Tussen Dam-tot-Dam en Zevenheuvelen zaten acht lange weken – en in die weken liet schrijver dezes zich qua hardlopen behoorlijk onbetuigd. Een stukje diepgravende data-analyse leerde mij dat in die acht weken slechts zes zaterdagochtendtrainingen en één (zegge: 1) duurloop á 12 kilometer hadden plaatsgevonden. Een schrale oogst voor een ooit zo toegewijde en bloedfanatieke hardloper voor wie geen inspanning teveel en geen grens te ver was. Hoe kan het toch lopen in het hardloopleven. Vooral de fysieke Peter werkte niet echt mee: de luchtwegen protesteerden dit najaar weer (on)behoorlijk – en dat zet bepaald geen zoden aan de dijk kan ik U melden.
Gevolg van dit alles was dat ik in weinig aansprekende conditie aan de start ging verschijnen van het grote spektakel in en om Ulpia Noviomagus Batavorum, waarbij naar verluidt maar liefst zeven heuvelen beklommen moesten worden. Kijk het zit zo: de naam Zevenheuvelenloop was al snel verzonnen door de organisatoren van het eerste uur. Mooie naam, bekt lekker, gouden vondst. Nu moesten er alleen nog zeven passende heuvels (what’s in a name?) gevonden worden voor deze monstertocht. De Zevenheuvelenweg lag uiteraard voor de hand: op dat tracé lagen immers drie beklimmingen van importantie. De overige vier puisten werden spoedig daarna gevonden op de Nijmeegsebaan, de Postweg en de Oude Kleefsebaan. Et voilá: de Zevenheuvelenloop was geboren – en deze deed zijn naam nog eer aan ook! Wat mij betreft had de Zevenheuvelenweg en passant gedegradeerd mogen worden tot Drieheuvelenweg, maar dat geheel terzijde.
Speaking of which: de Zeven-/Drieheuvelenweg vormt jaarlijks ook het imposante toneel van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen, kortweg Vierdaagse. In het buitenland schijnt dit festijn te boek te staan als The Walk of the World, dit omdat het de grootste meerdaagse wandelprestatietocht ter wereld is. Elke derde dinsdag van juli wordt dit festijn afgetrapt met de Dag van Elst, gevolgd door de Dag van Wychen, de Dag van Groesbeek en – tenslotte – de Dag van Cuijk.
Graag wil ik met U even focussen op de Dag van Groesbeek – zoals U goed heeft kunnen uitrekenen de derde van de vier dagen. Na een flinke aanloop ten zuiden van Nijmegen betreedt het wandelpeloton de Zevenheuvelenweg. Gekscherend noem ik (als hardloper èn wandelaar) dat altijd de Cakewalk: bergje op en bergje af in een strakke cadans. De in groten getale meemarcherende militairen maken op de Zevenheuvelenweg altijd een stop bij de Canadese militaire begraafplaats, als eerbetoon aan vele gesneuvelden in WOII. Ik kan dit alles weten, want in 1995 was ik er gloeiend bij. Niet als militair overigens, maar als meewandelende burger.
Mijn grootvader van vaders kant (Opa de Haan zullen we maar zeggen) liep in de late zomer/vroege herfst van zijn leven steevast de Nijmeegse Vierdaagse. Wij als kleinkinderen waren daar – samen met Oma de Haan – altijd reuze trots op. Wat hadden wij een immense bewondering voor die superprestaties van onze ouwe-ouweheer. Vier dagen lang 40 kilometer wandelen was in onze jeugdige hoofdjes een moeilijk te bevatten fenomeen. Maar twee van ons prentten dit wat steviger in het bolletje dan de anderen, zoals weldra uit dit verhaal zal blijken. Vierentwintig Vierdaagses bond Opa met ogenschijnlijk groot gemak aan zijn zegekar. Een vijfentwintigste keer lag uiteraard voor de hand, een mooi jubileum tenslotte, maar helaas gunde zijn fysiek hem dat niet langer.
Opa ontviel ons tot ons groot verdriet op een kille dag in maart 1993. Wat betreft de vierdaagses was de teller voor hem dus op vierentwintig blijven staan. En daar was het ongetwijfeld bij gebleven, ware het niet dat mijn neef Michael en ik in de late zomer van 1994 de stoute wandelschoenen aantrokken en na een iets te rijkelijk besprenkeld dinertje besloten om samen voor Opa die vijfentwintigste te verhapstukken (bron: Arranraja). Helaas kon Opa ons niet meer van advies dienen – hij had dat vast en zeker met liefde gedaan. En dus moesten Michael en ik ons eigen plan gaan trekken voor het volbrengen van die monstertocht. Een monstertocht die gezien onze leeftijd – beiden vroege dertigers – maar liefst 200 ellenlange kilometers zou beslaan: vier dagen á 50 kilometer elk. Maar uiteraard waren wij vastberaden: voor onze geliefde gezamenlijke voorouder zouden wij indien nodig door muren gaan.
Gedurende het najaar van 1994 en de daaropvolgende winter werkten Michael en ik apart van elkaar plichtmatig onze trainingen af. Hierbij bouwden wij al buffelend, kloppend, vegend en zuigend op naar afstanden die uiteindelijk 35 kilometer bedroegen. In het voorjaar en vroege zomer van 1995 troffen wij elkaar meermalen in het land voor georganiseerde wandelmarsen van 30, 40 en uiteindelijk 50 kilometer. Anderhalve week voor aanvang van de Vierdaagse voltooiden wij onze trainingsarbeid in Nijmegen met twee marsen in één weekend: 42 kilometer op de zaterdag, gevolgd door 50 op de zondag. Wij waren zo fit als een Haantje, en er helemaal klaar voor!
Gezien deze strakke voorbereiding behoeft het geen betoog dat het voltooien van de Vierdaagse voor Michael en mij een eitje van een cent werd. Bulkend van de energie stonden wij elke nacht om twee uur op. Het geluk was dat Michael in Nijmegen woonde en dat wij dus van alle gemakken waren voorzien. Eerst goed ontbijten (de wachters voor de maagpoort stonden dat op dat tijdstip overigens nauwelijks toe) en proviand smeren. Daarna de rugzakken volpakken met alle benodigdheden. Vervolgens het lijf goed verzorgen (vooral liesstreek, knieholten en uiteraard de voetjes) en zorgvuldig aankleden. Tenslotte tegen half vier met stille tred en op fluistertoon het pand verlaten om de vrouw des huizes niet te verbelgen. De eerste nacht ging dit alles nog moeizaam, maar naarmate de Vierdaagse vorderde wende dit enorm. Tussen vier uur en kwart over vier des nachts vond dan onze dagelijkse start plaats.
Wat betreft het wandelen: dit was voor ons beiden één groot feest, getraind en gemotiveerd als wij waren. Wij zouden Oma (die zó trots op ons was) en Opa eens laten zien dat wij nazaten voor geen kleintje vervaard waren. Vanaf de eerste meters nabij De Vereeniging, daar waar je door de net van de Nijmeegse Feesten teruggekeerde studenten ‘uitgeleide’ wordt gedaan, kwam er een glimlach op mijn aangezicht die er vier dagen lang niet meer af te beitelen was. Om ons heen zagen wij gaandeweg meer mensen die grote moeite hadden (understatement), voor ons echter leek het alsof het stevig doorwandelen onze batterijen alleen maar verder oplaadde.
De eerste twee dagen voltrokken zich onder prettige omstandigheden: bewolking, nauwelijks wind en niet al te hoge temperaturen. De laatste twee dagen, waaronder dus die doortocht over de Zevenheuvelenweg, zuchtten onder gruwelijk warme omstandigheden: zo goed als onbewolkt en maar liefst 36 graden. Maar het leek Michael en mij in het geheel niet te deren. Als ik er aan terugdenk besef ik steeds dat wij toen over een monsterconditie moeten hebben beschikt. Daarbij, en niet onbelangrijk: geen moment kenden wij blessures. Waar goede training en verzorging al niet goed voor is. Resultaat van dat alles was dat wij op die bloedhete en gortdroge vrijdag ons met gladiolen en tooien omhangen over de finish van dit grandioze spektakel mochten storten. Gadegeslagen door talloze familieleden en vrienden volbrachten wij het 25e kunststukje van Opa de Haan. En we wisten dat hij bij ons was geweest. Vanaf kilometer 30, toen het nog even loodzwaar was, vergezelde in de verder strakblauwe lucht een piepklein wolkje ons tijdens onze laatste uren van de triomftocht. Dit was het wolkje waarop Opa gezeten was – dat wisten wij zeker.
Dankjewel Opa! Jij hebt mij de inspiratie verschaft voor deze wandelmarathon en voor mijn verdere hardloopbaan. Maar ook heb jij als dichter en schrijver mij de genen doorgegeven op schriftelijk verbaal gebied. En oh ja, als zeer verdienstelijk amateurschaker bracht jij mij de regels van het edele spel bij. Vele partijen hebben wij samen verhapstukt. Met een onbedaarlijke glimlach bedenk ik mij dat wij, nadat ik voor het eerst van jou gewonnen had, nóóit meer een partij tegen elkaar hebben gespeeld. Want trotse Hanen, dat waren wij, zijn wij en blijven wij.
Nooit is het er meer van gekomen om de Vierdaagse nogmaals te verhapstukken. Maar als hardloper vond ik sinds 2014 jaarlijks mijn weg naar de Zeven Heuvelen in en om Nijmegen. Waarbij de linking pin natuurlijk werd gevormd door de roemruchte Zevenheuvelenweg. En op zondag 17 november 2019 ging ik dus voor de zesde achtereenvolgende keer deze monstertocht volbrengen. Weliswaar niet zo goed getraind, en ook nog eens stevig verkouden, maar zeker zo gemotiveerd als 24 jaar geleden. En die motivatie verklaart zich dan weer uit het feit dat deze loop al sinds twee jaar in het teken staat van het leven van mijn lieve dappere moeder – ik heb het reeds meermalen beschreven. Ook voor deze geliefde voorouder was (en ben) ik bereid door muren te gaan.
Wat de 2019-edite van de Zevenheuvelenloop ook mooi en gedenkwaardig maakte, was de aanwezigheid van collega-bloggers Jaco en Cristian. Ook zij zouden ditmaal hun opwachting maken – voor Cristian was het zelfs zijn debuut op deze race met het traditioneel snelle parcours. En beiden hadden zeer snode plannen voor de wedstrijddag. Na weken van minutieuze voorbereidingen zouden hun PB’s (Personal Bests) er aan gaan. Zelf kon ik alleen maar denken aan een PW (Personal Worst) dat hopelijk niet al te beschamend zou zijn. Ik vreesde met grote vreze dat de magische ondergrens van anderhalf uur voor mij een onhaalbare kaart zou zijn. Derhalve had ik mij voorgenomen om gewoon zo relaxed en rustig mogelijk te gaan lopen om het voor mezelf niet te gruwelijk te maken. Gewoon genieten was het devies voor deze dag.
Vroeger dan normaal ontvluchtte ik op de gewraakte zondagmorgen het liefdesnestje en spoedde ik mij langs grote groepen zwaar gereformeerden richting het Goudse Hauptbahnhof, zoals U weet een toonbeeld van grandeur. Het vroege tijdstip vond zijn oorzaak in het feit dat Jaco en Cristian beduidend eerder zouden starten dan ondergetekende. Wij zouden elkaar om half twaalf ontmoeten bij de Sterrendollars in het Nijmeegse stationsgebouw. In de trein naar Utrecht was het nog redelijk rustig. Hevig mediterend op de klanken van Jessica Pratt zag ik de weilanden van het Groene Hart aan mij voorbijtrekken. De zon scheen laag en fel, en dwong mij om zo nu en dan het zonnebrilletje op de bevallige neusschelpen te planten.
In de
Intercity van Utrecht naar Nijmegen was de situatie echter heel anders. Ik
betrad een coupé waar eerder een zestal veertigers was neergestreken: drie
mannen en drie vrouwen. Ook zij gingen de heuvelen bedwingen in Nieumeghen. Aan
niets in hun gedrag was trouwens te merken dat zij de veertig gepasseerd waren.
Luidkeels verwoordden zij hun puberale gedachten en gevoelens, vaak seksistisch
en buitengewoon plat. Dit tot grote ontsteltenis van de eveneens in deze coupé
reizende ongelukkigen. Mocht het sekstet dit geheel toevallig lezen: ja ik heb
het inderdaad over jullie. Na een stief kwartiertje van deze stuitende ongein
bracht ik gelaten mijn oortjes in. Op de opzwepende klanken van Anaïs
Mitchell’s Broadway-musical Hadestown voltooide ik zenmediterend mijn journey
naar de wedstrijdstad.
Verlost van de zes onruststokers sjokte ik op het Nijmeegse perron achter een
loopster aan die onwaarschijnlijk dunne luciferbenen had. Normaal gesproken zou
ik dat best wel zielig kunnen vinden (Anorexia is qua ziekte echt een rotzak)
maar deze dame gehuld in hardloopkledij had klaarblijkelijk een loop van 15
kilometer in haar mars. Soms zie je dingen die je oprecht verwonderen – en deze
aanblik was er één van. Ruim op tijd betrad ik de Starbucks die druk bevolkt
was met lopers, maar Jaco noch Cristian waren er nog te bekennen. De verleiding
van een Grande Caramel Machiato of een Grande Moccha kon ik ternauwernood
bedwingen. Even verliet ik de coffeeshop om buiten te kijken of mijn kompanen
al in aantocht waren. Plots hoorde ik luid mijn naam roepen. Ik keek in de
richting van het geluid – en daar stond Jaco in de menigte breeduit naar mij te
zwaaien. Uiteraard was de begroeting met deze Tholense Topatleet weer
allerhartelijkst, en binnen een minuut meldde ook Cristian zich bij ons. Het
verheugde mij zeer om naast Jaco ook deze Looptijdenblogger eindelijk eens te
ontmoeten. Vorig jaar bij de marathon in Eindhoven was dat niet gelukt doordat
onze starttijden veel te ver uiteenlagen.
Gezellig keuvelend over Eindhoven (Jaco’s geboortestad!) en over allerlei andere hardloopevenementen beenden wij het station uit richting het Keizer Karelplein. Beide hardloopmatadoren ontvouwden direct hun uiterst snode plannen voor deze loop. Beiden mikten ze op een tijd niet ver van de uurgrens. Wat dat betreft hield ik mij enigszins op de vlakte: mijn zorg over het al dan niet halen van de anderhalfuurgrens was niet echt een onderwerp van belang. Min of meer gewillig lieten we ons fuiken in de Zevenheuvelenexpo, maar geen van ons drieën liet zich verleiden tot een aankoop, ondanks de smeekbeden van de exploitanten.
Aangekomen op het Keizer Karelplein vond ik de zo op het oog meest bevallige loopster in de directe omgeving bereid om een foto van de Drie Hardloopmusketiers te maken. Waarvoor mijn eeuwige dank. Het mooiste kiekje van de serie is aan dit verslag gehecht. Daarna was het tijd om roerend afscheid te nemen en onze respectievelijke kleedgelegenheden op te zoeken. Cristian vertelde mij nog dat hij in april een dag en nacht in Gouda zou vertoeven voorafgaand aan de Rotterdam Marathon. Uiteraard heeft hij mijn recente opstel over Gouda gelezen en al even uiteraard is hij van harte welkom bij ons voor een zeultocht door onze geliefde kaas- en stroopwafelstad. Jaco gaf te kennen dat er nog een extra motivator was om snel te lopen vandaag: hij moest op tijd weer naar huis omdat hij aldaar de enige is die de airfryer kan bedienen op zondag patatdag. Huiskamervraag: is deze motivator nou intrinsiek of extrinsiek? We verlieten elkaar met de gedeelde uitspraak dat er ongetwijfeld drie prachtverhalen op Looptijden zouden verschijnen, mogelijk onze laatste verhalen op dit platform.
Ik zou veel later starten dan mijn goede vrienden, dus ik had nog alle tijd om even heen en weer te lopen naar Dixiland nabij het station, om de eerste van vele zenuwenplasjes te plegen, hmmm wel, het kan natuurlijk ook door de kou zijn geweest. Daarna banjerde ik weer fluks terug naar de grote Keizer Karelrotonde. Mijn kleedgelegenheid was net zoals vorig jaar de aan het plein gelegen parkeergarage van Isatis, een betrekkelijk warme herberg in het verder kille Nijmegen. Ik vond een mooi plekje op een bankje aan één van de vele lange tafels die er stonden. Hier trachtte ik helemaal tot rust te komen door heel mindempty te mediteren en heel langzaam mijn vele laagjes af te pellen. Ondertussen keek ik ongegeneerd om me heen om te zien wat er allemaal gebeurde in het vertrek. Drie mannen meldden zich aan mijn tafel, en alle drie bleken zij Hans te heten, zo kon ik althans opmaken uit hun op de borst geprikte startnummers. Blijkbaar helemaal uit Zwolle gekomen, hoewel: ook Nijmegen was lange tijd een Hansenstad. Tegenover mij zat Ingeborg al even meditatief haar banaantje weg te werken en zich doodrustig om te kleden. Vlak naast mij zat een roodharige dame een telefoongesprek te voeren met haar partner, vreemd eigenlijk want ikzelf had helemaal geen bereik. Moet ik toch T-Mobile eens over bellen, dat ze ook in de Isatis-parkeergarage hun clientèle gaan bedienen.
Even na half één verliet ik het warme nest om over de Van Schaek Mathonsingel wat inloopactiviteiten te verrichten. Ik heb het even opgezocht: de Van Schaek Mathonsingel is de straat waarnaar de zeeofficier Franciscus Maria Armandus van Schaek Mathon is vernoemd. Deze Van Schaek Mathon heeft het na zijn marineloopbaan nog tot burgemeester van Bergen op Zoom en (jawel) Nijmegen geschopt. Ook vermeldenswaard is dat Van Schaek Mathon tijdens de Atjeh-oorlog zich als adelborst zo heldhaftig heeft mis- dan wel gedragen tegen de inheemse bevolking dat hem, gelijk onze vriend Marco Kroon, de Militaire Willemsorde werd toegekend. Waarvan akte.
Terug in de Isatis-garage monsterde ik nog eenmaal mijn rivalen en rivales. Ik haalde uit mijn rugzak een oude bordeauxrode trui en trok die over mijn hardloopshirts heen. Tenslotte hulde ik mij nog in een gele poncho die mij ooit door de NS was aangereikt voor of na een hardloopevenement. Volledig opgepeld zette ik mijn tas veilig weg, verliet mijn tijdelijke onderkomen en beende vol wedstrijdspanning richting mijn rode startvak in de Celebesstraat. Een mooi toeval vond ik dat, immers: mijn Opa de Haan zag in 1908 het levenslicht in Makassar, gelegen op Celebes, het tegenwoordige Sulawesi.
Rustig wandelend over de Sint Annastraat, tijdens de Vierdaagse steevast omgedoopt in Via Gladiola, bedacht ik mij dat sommige dingen in het leven toch wel op een wonderlijke manier in elkaar grijpen. Bij café Sint Anneke (toepasselijke naam hoor!) zaten de mensen buiten op de terrasjes. Ik kon mij daar geen voorstelling bij maken: zelf was ik het liefst daar naar binnen gewandeld en had ik mij volgaarne verwarmd aan het haardvuur onder het genot van een dubbele espresso. Maar voor deze strapatsen was helaas geen tijd meer, dus marcheerde ik stevig voort richting de Celebesstraat. Onderweg bezocht ik nog twee maal een Dixi omdat anders het kraantje maar was blijven druppelen. Een half uur voor aanvang betrad ik uiteindelijk kleumend het vermaledijde startvak.
Eigenlijk gebeurt in het startvak elk jaar hetzelfde. Eindeloos wachten, satelliet aanschoppen, banaantje en slokjes water inbrengen, wéér naar de Dixi vanwege Kraantje Lek, vlak voor aanvang ponchootje en truitje uit en in een hek hangen – ik kan het zo langzamerhand uittekenen. Op een groot scherm werden de verrichtingen van ene Letesenbet Gidey uit Ethiopië breed uitgemeten. Deze dame snelde richting een onwaarschijnlijk wereldrecord van 44:20, en de speaker van dienst raakte hiervan volledig buiten zinnen. Op het moment dat de meute zich wandelend naar het startvak begaf kon hij alleen nog maar uitbrengen ‘WERELDRECORD…WERELDRECORD…WERELDRECORD…’. Imposante vocabulaire zeg. Om klokslag 13.39 uur passeerde ik, aangespoord door een kudde enthousiaste trommelaars, de startmatten en was voor mij de zesde achtereenvolgende Zevenheuvelenloop een feit.
Direct na de start viel de zon weg en werd het bewolkt. Direct ook voelde ik aandrang – maar die moest ik dan maar volgens beproefd recept aan een haakje weghangen. Aan de andere kant van de Groesbeekseweg zag ik lopers en loopsters met een noodvaart richting de finish snellen. Dit waren de echte matadoren, de toppers, en ik mocht zien hoe ze alles gaven om binnen no time de finish te passeren. Eén loper had zijn hoofd volledig naar achteren geworpen – ik kan mij totaal geen voorstelling maken van zo’n loophouding. Maar ja, hij ontwikkelde wel een bizar hoge snelheid. Ook Susan Krumins zag ik met een ontzagwekkende vaart richting finishvod sjezen. Zelf koos ik een rustig recreantentempo dat mij door die lastige startkilometers moest heenslepen. Het gaat immers ruim 5 kilometer vals plat omhoog, elke keer weer een bezoeking. Wat mij altijd opvalt zo in de eerste kilometers is dat er flink wat mensen zijn die het al vroegtijdig opgeven en gedesillusioneerd komen terugwandelen over het fietspad. Dat zou mij werkelijk mijn eer te na zijn. Maar ach, ik kan niet voelen wat zij voelen, en ik ken hun overwegingen ook niet, dus laat ik me daar niet al te druk om maken. Mijn eigen situatie verdiende immers alle aandacht. Lekker ging het niet, zoals gebruikelijk in dat eerste stuk. Mijn relatief prettigste gedeelte komt voor mij altijd na 7 kilometer, dus moest ik deze eerste kwelkilometers maar zien door te komen.
Af en toe haalde ik loopsters en lopers in. Maar het meeste volk kwam mij onverbiddelijk voorbijgesneld: atleten in alle soorten en maten. Een halve Blade Runner stoof mij voorbij, en ik kon hem zelfs met mijn beide voetjes niet volgen. Een waaghals op blote voeten passeerde mij alsof ik stilstond, en mijn Sauconietjes met enorme demping waren niet in staat mij in zijn kielzog te manoeuvreren. Twee paardenstaarten met shirts waarop Usher Syndroom stond kwamen gezellig keuvelend mij voorbijgeraasd, onderwijl vrolijk om zich heen kijkend. Blijkbaar waren zij zelf niet met die aandoening behept. En ik, ik ploeterde maar voort. Het was duidelijk: ik was in de eerste kilometers al bezig een zware kluif te roken.
Tot kilometer 2 staat er een uitzinnige menigte langs de kant om ons hardlopers aan te moedigen dan wel meewarig te observeren. Maar daarna maakt het publiek langs de kant steeds meer plaats voor bomen en wordt het navenant rustiger. Vlak na het 5km-punt snelt de meute linksaf de Derdebaan op, eindelijk vlak, eindelijk wat herstel. Diezelfde blootvoetse loper bewoog zich daar heel moeizaam voort: er liggen veel kleine klinkers en steentjes op de Derdebaan, en dan is die demping van een sportschoen toch wel weer prettig dunkt mij. Na 200 meter is daar dan ook nog eens de drankpost, en rustig werkte ik daar een bekertje sportdrank en een bekertje water naar binnen. Er waren zes kilometers in de tas, nog negen te gaan.
Zoals gebruikelijk passeert het peloton op de Derdebaan het onderkomen van de Boeddhistische monniken, althans in mijn fantasie dan. Het enige wat je merkt is het via een omroepinstallatie voortdurend gescandeerde mantra Om Mani Padme Hum, verder is er niets te zien. Trouwens, dát zou pas humor zijn, zo’n roedel wandelende bedelmonniken temidden van al die hardlopers. Ik had gerust mijn gelletjes uitgedeeld, had ik ze bij me gehad. De Tibetaanse monniken uiteraard wandelend vanuit het rode startvak, de Thaise vanuit het oranje. Kijk dán had ik tenminste een verhaal gehad waarmee ik kon thuiskomen. Maar helaas, niets van dat alles. De electronisch versterkte roep om de Parel in de Lotusbloem te eren verstierf na de draai naar links, de Zevenheuvelenweg op.
Eigenlijk kan ik niets nieuws meer over de Zevenheuvelenweg vertellen – in vijf voorgaande epistels is dat al uitgebreid uit de doeken gedaan. Vlak na het begin passeerden wij de eerder gememoreerde Canadian War Cemetery, maar wij allen bleven op het Zevenheuvelenslagveld marcheren waarbij wij hoopten dat er niemand zou sneuvelen. De cakewalk werd ook dit keer weer prima verteerd, alhoewel ik wel het gevoel had dat de tank redelijk snel leegliep. Maar die heuvels kan ik wel goed hebben, en je hebt daar op die Zevenheuvelenweg ook het gevoel dat de kilometers elkaar snel opvolgen. Bij kilometer 9 draaiden we scherp naar links, richting alweer de volgende drankpost. Daar wachtte een verrassing. Helemaal vooraan werden Ohootjes uitgedeeld; zoals Jaco al beschreef zijn dit bolletjes met een omhulsel van zeewier, waarin een explosief mengsel van water en sportdrank. Je kan dit bolletje in één keer in je mond stoppen en naar binnen werken. Voor mij was deze traktatie niet genoeg: ook moesten er nog twee traditionele bekertjes water tegenaan worden gegooid. Daarna was het op naar het 10km-punt en vervolgens de vervelende klim richting Berg en Dal.
Op die laatste grote klim verdwenen de laatste beetjes energie uit mijn tank. Alhoewel veel mensen hier aan het wandelen waren liet ik mij niet kennen, ondanks het feit dat ik door het conditiegebrek de nodige wegtrekkertjes voelde. Op mijn tandvlees bereikte ik de top, waar ik even wandelend tot mezelf moest komen voordat ik mij gedurende 4 kilometers omlaag ging storten. Daarna vervolgde ik weer mijn looppas. Amechtig sjouwde ik achter een op het oog Aziatische loopster aan die gehuld was in rood-wit-blauwe tights. Zou zij misschien uit Zuid-Korea komen, of toch misschien uit Nederland? In ieder geval liep zij op een uiterst merkwaardige manier. Eendje Waggel had gerust een voorbeeld aan haar kunnen nemen. Maar wie ben ik om iets over haar loopstijl te zeggen terwijl ikzelf als de Dood van Pierlala achter haar aan liep te sjokken?
Ook over die laatste vier kilometers richting Nijmegen kan ik kort zijn. Twee moeizame kilometers werden gevolgd door twee opvallend goede – het was duidelijk dat ik de stal rook en dat de finish rap naderbij kwam. Soepeltjes had ik de Aziatische gelost en liep nu een tijdje in het kielzog van een paardenstaart met een dansend motiefje op schofthoogte, gelijk die zebra van twee jaar geleden. Het bracht mij in de juiste trance om in een steady tempo richting de finishmatten te snellen. Het talrijke publiek moedigde mij hartstochtelijk aan terwijl ik de 100- en later 50-meter bordjes passeerde en de verlossing steeds dichterbij kwam. Uitgeput passeerde ik de finishmatten, en drukte mijn klokje in op een tijd die ik niet zal noemen – laat ik het er op houden dat het inderdaad de verwachte Personal Worst was.
Desondanks kon ik tevreden zijn met mijn prestatie, vooral gezien mijn fysieke toestand. De strijd was gestreden, het leed was geleden. De EHBO’ers van dienst keken even bezorgd naar mij, maar zij zagen uiteindelijk dat het goed was. Vermoeid liet ik mij een houten(!) medaille aanreiken, gevolgd door een flinke flacon Isostar Smart Recovery. Dat had ik inderdaad wel nodig: een intelligent herstel. Daarna was het weer een onmogelijk eind doorlopen naar dat verrekte Keizer Karelplein en naar die al even verrekte Isatis-herberg. Inmiddels liep ik te shaken van de kou in mijn natte goed. Bij de garage aangekomen bleek mijn schrandere telefoon opeens wèl bereik te hebben. Goed en snel werk van T-Mobile! Het toestelletje vertelde mij onder andere dat zowel Jaco als Cristian krankzinnige prestaties hadden geleverd en beiden op een Personal Best waren uitgekomen. Waarvoor heel veel hulde en respect.
Rustig kleedde ik mij om, verliet de parkeergarage en spoedde mij naar de treinen. Godzijdank bemachtigde ik in de Intercity naar Den Helder een zitplaatsje. Naast mij zaten een vader en dochter uit Leiden, die zo te horen samen een leuke hardloopdag hadden gehad. Tegenover mij zat een vrouw die zich zichtbaar zat te ergeren aan al die stinkende en luid orerende hardlopers. Sorry for that Milady. Relaxed bereikte ik Utrecht, en na een noodzakelijk patatje pindasaus bij de Smullers vervoerde een volgende Intercity mij naar mijn geliefde woonplaats. Het was een mooie dag geweest, met mooie ontmoetingen en belevenissen – en daar gaat het tenslotte om. Het was vooral ook een dag van enorm afzien, maar ondanks alle ontberingen toch de verlossende eindstreep halen.
Uiteraard draag ik mijn deelname ook dit keer weer op aan mijn lieve dappere moeder – zolang ik de Zevenheuvelen blijf bedwingen zal ik dat blijven doen. Het is nu twee jaar geleden dat je van ons heenging, en het doet nog steeds pijn. De Zevenheuvelenloop vindt plaats omstreeks jouw verjaardag en jouw sterfdag. Ik ben dan vol Mnemosyne, vol herinneringen. Het valt niet meer los te zien. This one’s for you Mom!
Mijn verhaal draag ik ditmaal op aan mijn Opa de Haan, arts, dichter, schrijver, schaker, wandelaar en nog heel veel meer. Al bijna 27 jaar moeten wij jou missen, maar toch voel ik jouw nabijheid vaak. Zeker als het weer Vierdaagse-tijd is. Ik ben dan vol Mnemosyne, vol herinneringen. Met dank voor alle inspiratie: this one’s for you Opa!
Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op zondag 1 december 2019 03:52
Wat een mooi verhaal Peter! Het lijkt net of ik er bij was en dat zegt wel wat toch? Mooi ook je liefdevolle verwijzingen naar Wil en (o)pa Tjard.
Liefs van je “tantetje Martha”