Zondag was voor mij de dag van de tweede halve marathon dit jaar, de tweede in een serie die mij scherp en wedstrijdfit moet krijgen richting de Leiden Marathon op 22 mei. Na de succesvolle monstertocht in en om Egmond (zie vorige blog) was dit keer de opdracht om gevoel te krijgen voor een langeafstandsloop in een landelijke omgeving. Immers: de Leiden Marathon voert de loper door de ommelanden van de Lakenstad, en ik had daar bewust voor gekozen. Geen massale rommelige stadsloop (zoals Rotterdam) maar een kleinschaliger landelijker evenement. De 21K Groenhovenloop van Antilopen Vereniging Gouda zou mij in een grote ronde door het platteland rondom Reeuwijk-Dorp en Tempel voeren!
Met een aantal Goudse mede-Runners die voor de Rotterdam Marathon trainen had ik afgesproken om deze loop te beschouwen als een trainingsloop. De ambitie was om er ongeveer 2 uur over te doen maar vooral niet tot het uiterste te gaan. De komende periode met héél lange duurlopen zou al zwaar genoeg worden!
Maar beste lezers, hoe anders kan het toch gaan….
De
weersvoorspellingen voor het Goudse hardloopfestijn bleken bewaarheid toen ik
die zondagochtend uit mijn warme bedje jumpte… Het woei uit de lijken, zo zou
mijn nautisch ingestelde vader zeggen – BTW dat zegt ie nog steeds indien,
wanneer en zodra van toepassing. De temperatuur lag om en nabij de 9 graden, en
het zou naar verwachting droog blijven. Wie mijn pennenvruchten wel eens leest
weet wat dit betekent: een schier eindeloze twijfelpartij bij de
hardloopgarderobe, oftewel mijn looprek zoals ik dat vaak gekscherend noem. Na
veel dubben beviel ik uiteindelijk van de volgende beslissing: twee
bovenlaagjes (waarvan één warme) en lange tights zouden de passende kledij
vormen voor de op komst zijnde beproeving.
Om half elf des ochtends arriveerde ik bij de prachtig vernieuwde atletiekbaan
van Gouda. Het zonnetje probeerde zijn stralen moedig door het wolkendek te
boren en de banieren wapperden heftig aan den hoogschten mascht. Het zou, zo te
zien, een zware tocht worden vandaag.
De startceremonie (met bijbehorend schot) voor de halve marathon zou om twaalf uur precies plaatsvinden. Al om kwart over elf begon ik aan het warmlopen op de baan. Dribbeltje hier, kniehefje daar, hakke(n)bil zus, tripling zo. Tjeemig wat was ik goed bezig zeg (doe ik anders nooit) en wat veerde dat allemaal lekker! Daar hadden ze het afgelopen jaar een goed stukje werk geleverd, dat moest ik die Antilopen uit Gouda nageven. Het is dat zowat 53 rondjes achtereen op een atletiekbaan op een gegeven moment wel een beetje saai en afstompend wordt, anders mochten ze het hier van mij best op organiseren….
Ik stond in het startvak nog uitgebreid met mijn Goudse medeRunners te keuvelen toen plotseling het startschot klonk. Lekker geconcentreerd, lekker professioneel, goed bezig hoor Petertje. De meute zette zich in beweging voor nog een halve ronde op de baan en vervolgens de barre tocht door de polders ten noorden van Gouda.
Ik nam even de tijd om af te tasten hoe goed ik mij voelde. Mijn GR-metgezellen hadden een iets snellere start verkozen. Zelf moet ik altijd heel even op gang komen. Maar toen ik eenmaal was warmgelopen vervoegde ik mij na een kleine versnelling op het 4km-punt bij een groepje van 6 mensen dat onder anderen bestond uit GR-collega Marian. Dit groepje onderhield een flink tempo van om en nabij de 5:20 per kilometer, iets te snel voor een tijd van 2 uur. Maar ik had al gemerkt dat ik mij erg lekker voelde, en ik besloot bij dit groepje te blijven. Na 6km namen Marian en ik de kop – van mezelf weet ik dat ik het altijd erg prettig vind om het tempo aan te geven. Zo buffelden wij samen voort in een strak tempo, de wind soms in de rug en soms van opzij. Het groepje dunde onder deze snelheid snel uit en na 8 kilometer waren we nog met 3 over: één vrouw bleek het zó prettig te vinden om ‘gehaasd’ te worden dat zij zich comfortabel achter ons nestelde.
Het 10km-punt werd gepasseerd in iets meer dan 53 minuten. WOW wat was dat een scherpe tijd en wat voelde ik me toch lekker! Toch wisten we alle drie dat de Grote Ellende nog moest volgen: een haakse bocht naar rechts en dan ruim 10 kilometer beulswerk tegen de steeds krachtiger wordende wind in. Voor die bocht hadden wij nog snel even twee mannen ingehaald en we liepen dus nu met z’n vijven.
Dat waar wij voor vreesden werd on-mid-del-lijk na de haakse bocht bewaarheid. Een enorme muur van wind trof ons vol iets schuin van voren in het gelaat. We besloten om in een waaier achter elkaar te lopen en steeds het kopwerk af te wisselen. Dat lukte maar gedurende één kilometer: toen werd het groepje volledig uit elkaar geslagen. Ik had al een tijd op kop gelopen en merkte dat ik niet werd afgelost. Ik keek heel even om (geen sinecure onder die omstandigheden) en zag in mijn kielzog nog maar één persoon: de vrouw die nog steeds heel comfortabel met mij meeliep. Marian was weg, ver weg al, en de twee mannen waren in geen velden of wegen meer te bekennen. Wat was hier een slachting aan de gang!
Ik voelde mezelf nog heel goed en besloot om nog steeds dat strakke tempo vol te houden. Mijn metgezel volgde slechts; geen enkel probleem voor mij want in die rol voel ik mij het prettigst. Zo passeerden wij onderweg menig hardloper-doodloper die geen van elk kon aanhaken.
Inmiddels hadden we 13km gelopen en waren we inmiddels aanbeland op de schitterende langs mooie oude boerderijen slingerende Oud Bodegraafseweg, het mooiste plekje op de route. Het waaide verschrikkelijk hard, maar dit was nog slechts de stilte voor de storm, zo wisten wij. Na de drankpost bij het 14km-punt zouden wij bij AC Bodegraven de parallelweg van de A12 opdraaien om vervolgens 5 ellenlange kilometers te moeten strijden tegen de elementen die nu op zijn vijandelijkst zouden zijn. Vijf kilometer onbeschut met een inmiddels tot orkaankracht aangezwollen wind vól in het gelaat. Opmerking: om de lezertjes aan het blog te kluisteren moet ik af en toe de boel iets aandikken. Maar dat zij mij vergeven, nietwaar…..?
De powerdrink was amper ingebracht of de verschrikking begon. Wát een beproeving werd dat! Waar ik me tot dan toe behoorlijk goed voelde begon nu na 14km het loodzware afzien. Mijn loopvriendin-voor-twee-uurtjes verstopte zich vrouwhaftig achter mijn brede rug (zie opmerking vorige alinea) en alleen op die manier kon zij mij nog volgen. Ikzelf was inmiddels onvoorstelbaar met mijn krachten aan het smijten, dat wist ik, maar wat kon ik anders? Voor vrijwel iedere loper (zie ook het verhaal van Cristian) geldt dat een teruggang in snelheid zowat onacceptabel en niet te verteren is. Dus ploegden wij maar voort.
Na twee kilometer
van dit beulswerk bleek mij dat dit niet langer kon. Dus sprak ik tot mijn
metgezel de onsterfelijke woorden “Ik kan niet meer”, waarop zij de al even
onsterfelijke woorden sprak “Ik ook niet”. Dat schoot niet echt op in de
onderhandelingen.
Kapot als ik was nam ik dan maar het eenzijdige besluit om de gaskraan iets
dicht te draaien. Mijn compagnon probeerde het nog even dapper, maar verder dan
zo’n 50 meter van mij weg geraakte zij niet. Ook zij was aan het eind van haar
latijn.
En zie, op het
19km punt stond ie daar ineens: Hans, de oprichter van de Goudse Runners en met
zijn 73 jaar nog altijd buitensporig actief in de hardloop- en langlaufsport
(en dan niet van dat kruimelwerk hè, nee: Vasa Loppet en dat soort
monstertochten).
Hans schreeuwde het mij toe: “…nog twee kilometer waarvan 500 meter zwaar!!”
Dat was voor mij genoeg ondersteuning (dankjewel Hans!) en ik versnelde weer
een klein beetje. Daardoor kwam ik ook weer een beetje nader tot mijn
vrouwelijke metgezel!
En zie, op het
20km-punt stond ie daar ineens: Rob, de trainer van mijn Zaterdaggroep van de
Goudse Runners. Hij stond met zijn fiets langs de kant naar de passerende
lopers te kijken.
Rob schreeuwde het mij toe: “…nog één kilometer en dan ben je er! Het gaat
fantastisch!” Ik reutelde het eruit: “Ik ben he-le-maal-kapot”. Rob bedacht
zich geen moment (dankjewel Rob!), pakte zijn fiets en nestelde zich fietsend
naast mij op het voor de lopers afgeschermde stuk weg. “En nou niet stoppen”
sprak hij om de tien seconden. Het gaf me vleugels, nou ja: vleugeltjes, en
even later passeerde ik mijn dappere medeloopster die het onwaarschijnlijk
zwaar leek te hebben. Ook zij kon op dezelfde aanmoedigingen van Rob rekenen,
wat heel fijn voor haar moet zijn geweest. Ik was inmiddels over mijn dode punt
heen en liep langzaam van haar weg. Het atletiekstadion kwam in zicht!!
Na nog 300 meter persen over de baan die nu een stúk minder verend voelde stampte ik over de finish in 1:53:52, een tijd die ik (echt waar) nog nóóit had gelopen. Een daverend PR dus, ongekend, onverwacht en onvoorstelbaar!
Stuk voor stuk druppelden mijn eerdere metgezellen uitgeput over de finish. De high-fives vlogen in groten getale door de lucht: we wisten dat we allemaal een heldenprestatie hadden geleverd, eentje om verschrikkelijk trots op te zijn. Wat een trainingsloop had moeten zijn was uitgedraaid op een onvervalste slijtageslag!
De komende weken gaan zich kenmerken door het uitbouwen van de afstanden richting de 32-35km. De eerstkomende op het programma staande wedstrijdloop zal zijn de CPC halve marathon in Den Haag op 6 maart. In het kader van een verantwoorde trainingsopbouw moet ik dáár wel een beetje normaal gaan doen……..
Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op maandag 8 februari 2016 21:51