Het waren mooie beleefsels geweest daar in Leiden. Op geheel natuurlijke wijze werden tijdens de plaatselijke Singelloop talloze herinneringen aan de eerste veertig jaren van mijn leven opgeroepen. Zoals ik al in het lijvige verslag meldde: over Leiden raak ik maar niet uitgeschreven. Voor diegenen die zich wanhopig een weg door mijn werkstuk hebben geworsteld voel ik een mengeling van bewondering en berouw. Bewondering omdat ik weet dat het een enorme klus moet zijn geweest om die karrevracht aan leesvoer te consumeren, te digereren en uiteindelijk af te voeren. Berouw omdat ik ook wel besef dat hier een ernstige mate van overvoering had plaatsgevonden. Voor wie dit op prijs stelt: mijn nederige en oprechte excuses voor dat alles. Ik zal proberen in de navolgende epistels enigszins maat te houden – maar ik beloof niets.
Ondanks het feit dat de Leidse Singelloop 2015 een bewogen Tour Down Memory Singel was geworden, besloot ik direct na afloop om deze loop in deze vorm nóóit meer te verhapstukken (bron: Arranraja). Dat komt dan vooral doordat het sportieve element tijdens dit gewraakte Singelevenement het ondergeschoven basisschoolkind van de rekening was geworden. En daar ben ik nog nèt even te jong en te ambitieus voor. Ik wil best nog eens in de Sleutelstad terugkeren voor een georganiseerde loop, maar dat zal dan een afstand in het kader van de Leiden Marathon moeten zijn. En laat ik U hierbij verklappen dat heel stiekem, nog diep verstopt in mijn oersoep, de gedachte aan een hele marathon is geboren. Wanneer: nog géén idee. Waar: géén idee. Waarom: al helemáál geen idee. Hoe: lopend, naar ik aanneem. Mag ik U vragen dit voorlopig nog niet verder rond te bazuinen? Want voor je het weet schept het verwachtsels en verplichtsels – en me ergens aan committeren wil ik nog allerminst.
Enfin, genoeg daarover. Na het Leidse memory-spektakel hervond het alledaagse leven weer zijn ritme. Bij UWV in Amsterdam, in de D-toren op Sloterdijk, werd hard geploeterd voor de centen. Maar er was nog iets veel mooiers aan de hand. De relatie tussen Elfriede en mij groeide gedurende de eerste helft van dit jaar op tot vreugde van beide betrokkenen. Doordeweeks was ik eigenlijk altijd al op het adres van mijn lief te vinden – dat lag veel dichter bij het Goudse station, dus was dit een vooral praktische overweging voor de werkdagen. En de weekenden werden beurtelings in haar en mijn stulpje doorgebracht. Your place or mine – heel spannend elke keer, bijna opwindend zelfs. Langzaam aan ontstonden de eerste gedachten en gevoelens over het gaan samenwonen. Ik moet toegeven: ondanks mijn enorme liefde en toewijding was ik aanvankelijk wat terughoudend over deze stap. Dat had zijn oorsprong in het verleden – een stuk verleden dat ik ook nog wel eens zal beschrijven, maar mogelijk niet in dit format. Een verleden waarin dingen niet liepen zoals ze moesten lopen, een behoorlijk lange periode met vele ups and downs, frustraties, pijn en verdriet.
But that was then, and this was now. En dit was ook heel anders: in plaats van emotionele rollercoasters voelde ik – eindelijk – innerlijke rust, bekrachtiging, vertrouwen, warmte en toekomst. Precies de woorden die ik in mijn laatste kletspraatje van 2014 al vermeldde – ook toen voelde ik dat alles al tot in de haarvaten. En vanzelfsprekend ook aan mijn wateren. Stukje bij beetje draaide ik bij en aan het begin van de zomer was ook ik definitief om. Ik zou mijn woning en de daarbij behorende emotionele legacy gaan verlaten en mijn intrek gaan nemen bij Elfriede, in een leuk en knus huisje vlakbij de oude pythagoreske binnenstad van Gouda. Wat een gelukzalig vooruitzicht, wat een prachtig toekomstperspectief.
Maar voorlopig was het nog niet zover. In mei brachten mijn lief en ik een bezoek aan mijn geboortestad Den Helder, alwaar haar tante Janny woont. Voor mij was dat bezoek de eerste keer sinds mensenheugenis. Want ondanks het feit dat het mijn geboortestad is heb ik het sedert de verhuizing naar Leiderdorp in 1969 nog maar mondjesmaat bezocht. Daardoor zijn de herinneringen aan Den Helder zo goed als beperkt gebleven tot de periode 1961 tot en met 1969 – de jaren dat ik er woonde. Uiteraard zijn er uitzonderingen op. Zo waren er de Vlootdagen die mij nog wel eens richting Den Helder deden afreizen. En ook met mijn voorgaande levenspartners (zij het niet tegelijkertijd) èn met mijn oudste dochter had ik Den Helder ooit bezocht, teneinde voor hen een tipje van mijn sluier op te lichten. Het mooiste evenwel was de jaarlijkse ‘varende ouderdag’, in de tijd dat mijn vader op bevoorradingsschip De Poolster voer, ergens in de eerste helft van de zeventiger jaren. Des ochtends trokken wij dan het zeegat uit, en voeren wij in zuidwaartse richting tot wij ter hoogte van Camperduin waren. Wij burgerlieden mochten overal op het schip een kijkje nemen. Ik was zelf het meest gefascineerd door de brug: het toneel van handeling voor mijn vader, die immers navigatieofficier was. Daar mocht ik gluren naar de radar- en sonarschermen en had ik een wijdse blik over het ruime sop. En omdat zulke indrukken een ontluikende puberjongen hongerig maken, stond ik vervolgens vooraan in de rij voor de traditionele ‘blauwe hap’: een enorm rijsttafelbuffet in de officiersmess. Als trotse en pedante zoon van de navigatieofficier schepte ik ongetwijfeld vaker op van het lekkers dan gevoeglijk was. En terug in Leiderdorp zal ik ook flink hebben opgeschept tegen mijn vrienden en schoolgenoten over mijn zee-avonturen en alle doorstane ontberingen.
Maar tot zover Den Helder, beste lezer. Weest gerust: ik zal niet in de val trappen en U opnieuw overvoeren. Uw incasseringsvermogen kent tenslotte ook zijn grenzen. Wellicht ga ik mij ook in Den Helder maar eens aan een hardloopwedstrijd wagen: het zou zomaar eens een vloot aan vermeldens- en lezenswaardige herinneringen kunnen oproepen. En dan heb ik het vooral over de eerste negen jaren van mijn inmiddels al vergevorderde leven. Enfin we zien het wel. Den Helder schijnt overigens wel een heel fraaie halve marathon te hebben, dus dat lijkt dan meteen een mooie kandidaat. Iets voor volgend jaar misschien. Bijkomend voordeel: dan zou ik na afloop mooi kunnen douchen bij tante Janny.
Was Den Helder al een mooie verre trip voor ons, tegen het eind van mei scheepten wij ons in op een vliegtuig van Air Malta voor een tocht naar het eiland dat naar die luchtvaartmaatschappij vernoemd is. Daar brachten wij een weekje door in het fraaie tijdelijke appartementje van haar zoonlief in Naxxar, gelegen op het midden van het eiland. Dit was onze eerste vakantietrip samen – en we genoten er met volle teugen van. Daytrips naar de fraaie hoofdstad Valletta, en naar Mosta met z’n fraaie Domkerk, werden afgewisseld met bezoeken aan het nog ruige westen en zuiden van het eiland, met zijn fraaie rotsformaties en schitterende uitzichten over zee. Ook de oude citadel van Mdina bleek de moeite van het bezoeken meer dan waard, evenals het schilderachtige kustplaatsje Marsaxlokk met zijn kleurig beschilderde vissersbootjes in de baai. Voor mij was dit een terugkeer op het eiland, na het in 1991 – in een vorig leven – ook al eens bezocht te hebben. Veel was er sindsdien veranderd. De dorpjes aan de noordkant van het eiland waren inmiddels samengeklonterd tot één grote urban jungle, waar vooral in de spitsuren het verkeer shocking klem staat. Het walhalla voor de verstokte astma-patiënt. Maar afgezien daarvan was het uiterst plezierig vertoeven op Malta, mede door de enorme gastvrijheid van stiefzoonlief. Voor hem en mij was dit het eerste samenzijn afgezien van een aantal skype-calls – en tja elkaar live ontmoeten is toch altijd een stuk beter zullen we maar zeggen. De snuffelfase van Maarten en mij duurde exact één week, en we zagen (en vonden) dat het goed was. We mochten elkaar, zou mijn kersversche schoonvader zeggen.
In ons thuisland snoven we met z’n tweetjes onderwijl de nodige cultuur op. Uiteraard hadden wij de tweewekelijkse avond in het Filmhuis Gouda, waar wij telkens twee films verhapstukten en ik keer op keer met de barjuffrouw naar huis mocht. En dat terwijl het nooit echt een sleur werd. Elke keer weer reuzespannend: mag ie wel of mag ie niet. Maar ook bezochten we de nodige live-evenementen. Twee maal was dat tijdens een musical in Zoetermeer waarin Lianne schitterde. En op 30 juni togen wij naar de Ziggo Dome in Amsterdam om Santana te zien optreden. Voor mij was het alweer de twaalfde keer dat ik deze groep live zag. U weet wellicht inmiddels dat ik een verstokte fan ben, ofschoon ik het oude werk uit de zeventiger jaren veruit prefereer boven dat van de laatste decennia. Desondanks schudde de Ziggo Dome op zijn grondvesten en genoten wij met overvolle teugen van de gierende gitaarsolo’s van Carlos himself en het onvermoeibare percussiewerk van zijn rhythm section. En toen gitarist Tommy Anthony tegen het eind de Police-kraker Roxanne inzette ging het dak van de Groenoordhallen in Leiden er met terugwerkende kracht andermaal af. Tja, dat heb je met herinneringen die door elkaar heen lopen en elkaar versterken.
Hardgelopen werd er uiteraard ook in het voorjaar en de zomer. Afgezien van de Goudse Runnerstrainingen en de solo-duurlopen was er zo nu en dan ook nog wat georganiseerd werk. Zo was er op 25 april de Goudse Houtloop over twee ronden van 5 kilometer. Vanaf het startschot vloog ik er vol in, om te zien hoe mijn vlag er voor stond. Welnu: ik moet U mededelen dat die er allerbelabberdst voor stond. Al na één ronde (afgelegd in 23:30) streek ik het vaandel omdat ik merkte dat de tank wel heel erg snel leegraakte. Ik was overduidelijk niet meer op het niveau van najaar 2014, toen de 5kms ruim onder de 23, en de 10kms rondom de 50 minuten werden gelopen. Mijn lief was komen supporteren, maar ik kon haar die dag niet het gebruikelijke spektakel bieden. En zij kon alleen maar constateren dat er niet meer in zat dan één volle ronde. Andy, de organisator van het loopfestijn, was na afloop wel zo goed om mijn gelopen tijd als 5km-tijd te registreren in de uitslagen. Waarvoor vanaf deze plaats mijn hartelijke dank.
Twee dagen erna, op Koningsdag, ploegde ik met vele van mijn loopgroepgenoten een 9.9km recreatieloop weg rondom de sportvelden in het Lage Groenhovenpark. Je loopt dan 9 rondjes à 1.1km elk. Een doodsaaie exercitie die het jaar ervoor zijn vuurdoop kende, en waarbij het meedoen belangrijker is dan de prestatie. Om over het winnen maar te zwijgen. Die loop stelt op zich niets voor, maar kent wel een enorm sociaal gehalte – zeer verantwoord op zulk een Koninklijke Dag. Na het gezamenlijk Goudse Runnersontbijt trokken mijn lief en ik de Goudse binnenstad in, waar wij ons tegoed deden aan nog meer drank en spijzen en aan de nodige live-muziek. Ook togen wij naar de plaatselijke bibliotheek, waar men een uitverkoop hield van incourante en/of afgeschreven boeken, en ook op de Vrijmarkt op het Raam lieten wij ons verleiden tot de aankoop van het nodige leesvoer. U leest het al: een topdag voor de rechtgeaarde vrekkige boekenjunk.
Het was echter niet allemaal rozengeur en maneschijn wat de klok sloeg. Op het mondiale toneel was het weer even schrikken geblazen. Op 26 juni schoot een Tunesische student zijn Kalasjnikov leeg op een strand in de badplaats Sousse. Hij doodde daarbij 38, voornamelijk Britse, toeristen. De aanslag werd in eerste instantie opgeëist door Islamitische Staat, maar de Tunesische autoriteiten hielden er rekening mee dat het een aan Al-Qaida gelieerde splintergroepering kon zijn geweest. Dat was na de aanslag op het Bardomuseum in Tunis in maart de tweede grote aanslag die het land trof. In 1986, in een vorig leven, was ik na een rondreis door het land (onder andere met Tunis als stopplaats) neergestreken in Sousse voor een strandweek. U zult begrijpen dat door deze aanslag opnieuw mijn herinneringen aan die vakantiereis werden getriggerd. En zo langzamerhand begon dit wel een beetje bizar te worden, die terreurdaden die bijna rechtstreeks gelinkt konden worden aan gebeurtenissen in mijn persoonlijke leven.
Een dag later was het goed mis in het Haagse Zuiderpark, tijdens het muziekfestival Night in the Park. Daar werd de Arubaanse Hagenaar Mitch Henriquez door agenten met geweld gearresteerd. Hij zou gedreigd hebben met een wapen, hoewel hij in werkelijkheid ongewapend was. Een van de agenten hield hem in een langdurige nekklem terwijl de andere vier agenten hem bij zijn armen en benen vastpakten en hem vervolgens in een politiebusje droegen. Door de gewelddadige arrestatie kreeg Henriquez zuurstofgebrek, waarna hij een dag later in het ziekenhuis zou komen te overlijden. Een dag na zijn dood ontstond veel onrust in de Haagse Schilderswijk. En ik vermoed dat deze affaire de gemoederen nog lang zal bezighouden. Want er zijn nog heel veel vragen onbeantwoord, zoals over de mogelijke disproportionaliteit van het politiegeweld en de schijn van etnische profilering.
In de persoonlijke sfeer bleef het gelukkig prima gaan. Gedurende de warme zomer van dit jaar werden de voorbereidingen van ‘onze’ verhuizing langzaam maar zeker opgevoerd. In mijn stulp op de Kongsbergstraat werd een gigantische opruimslag geleverd. U moet immers weten dat ik er al een drietal jaren alleen had gewoond na mijn Engelse Periode – een periode waarvan ik plechtig beloof er bij gelegenheid wat over te onthullen. Mijn dochters waren op een zodanige leeftijd gekomen dat zij niet meer de weekenden volgens schema bij mij doorbrachten. De oudste (Jantine) al geruime tijd niet meer, de jongste (Lianne) kwam de laatste maanden ook steeds minder op het vaderlijk nest vanwege haar studie in Utrecht en haar verhuizing daarnaar. Tja, als je kroost eenmaal gaat studeren dan treedt een geheel nieuwe fase in qua frequentie van de bezoeken aan de oudeheer. C’est la vie, zoals de Russen zeggen.
Maar waarom nou die opruimslag? Wel, als je na aanvankelijk een ‘full house’ te hebben gehad alweer zo’n lange tijd alleen woont in een groot huis, dan is de motivatie om het huis nóg verder te legen niet al te groot zullen we maar zeggen. En zo kon het zijn dat de huisraad, die je normaal gesproken overtollig zou noemen, op het niveau bleef zoals het voor die tijd was. Op die manier bleef het een knus en zeer bewoonbaar huis. Zoals gezegd: Elfriede en ik hebben er de afgelopen maanden een mooie tijd gehad samen, vooral in de weekenden, en we zullen daar met plezier en weemoed op terugkijken. Het huis herbergt ook andere intense en vaak moeilijke herinneringen, maar ik ben in staat geweest daar een mooie strik om te doen, zoals ik dat zo plastisch pleeg uit te drukken. Elfriede begrijpt wat ik daarmee bedoel, en ze weet dat dat ook echt zo is.
Ter aangename onderbreking van al het geploeter had ik mijzelf voor de tweede helft van dit jaar allerlei georganiseerde hardloopevenementen in het vooruitzicht gesteld. De najaarsklassiekers, zoals ik deze altijd noem. En ook had ik mij in de zomermaanden een stug regime van duurlopen opgelegd. Dit meestal in het Reeuwijkse Plassengebied en onder bezielende begeleiding van de naast mij fietsende Elfriede. Inmiddels had ik via mijn werkgever UWV de tickets gereserveerd voor Dam tot Dam en Zevenheuvelenloop in september resp. november. Daarnaast had ik mij opgegeven voor de Halve Marathon van Amsterdam in oktober, een festijn waar ik het nodige goed te maken had na het debacle van 2013. En ook zat (en zit) ik stiekem doch zeker te broeden op mijn debuut op de Bruggenloop, het eindejaarsspektakel-in-kerstsferen in Rotterdam. Maar als eerste in deze reeks zou de Goudse Singelloop op het programma staan. Voor mij al weer de vierde keer, na de edities van 2004, 2013 en 2014 met uiteenlopende resultaten te hebben verhapstukt.
En zo werd het vrijdag 11 september 2015, een stralend zonnige dag. De dag des oordeels op de plek des heils. Deze avond zou de ultieme Goudse beproeving plaatsvinden. Een beproeving die de loper eerder door straatjes en steegjes leidt dan over de Goudse Singels, maar dat terzijde. Nou ja, terzijde: het is voor mij toch wel een dingetje. Noem het dan geen Singelloop alsjeblieft. Heel vroeg in de ochtend had ik het nodige overtollige huisraad aan de kant van de weg gezet om die volgens afspraak om klokslag 07:35 door Cyclus te laten ophalen. Een deel van mijn verleden werd hiermee afgevoerd, maar eerlijk gezegd had ik daar niet al te veel moeite mee. Al diverse malen tijdens mijn veelbewogen leven had ik grote materiele offers moeten brengen, voornamelijk doordat mijn voormalige partners minder goed waren in loslaten en weggooien dan ikzelf. Na het gesjouw in de vroege ochtend trakteerde ik mij op een flinke sloot koffie met een origineel Goudse stroopwafel en spendeerde ik de rest van de ochtend met het verdere afbraakwerk. Laten we zeggen dat ik beter ben in afbrekende dan in opbouwende activiteiten. Bij mij moet je eerder zijn voor sloopwerk dan voor verfijnde creatie. Wat dat aangaat heb ik in Elfriede een heel handige en vaardige levensgezel gescoord. Zullen we het er maar op houden dat we wat dit aangaat complementair zijn? Een soort Yin en Yang, maar dan net even anders.
Nou we het toch over mijn levensgezel hebben: zij kon helaas niet aanwezig zijn om mij door mijn ondraaglijk lijden heen te helpen tijdens de Singelloop. Zij was op woensdag voor een week naar Malta afgereisd om haar zoonlief bij te staan bij de verbouwing van zijn huis in San Gwann. Dat had ze ook al in juli gedaan, eveneens voor een week, en zo was het voor haar dit jaar alweer de derde keer dat ze het mediterrane eiland bezocht. Een eiland dat overigens beangstigend dicht bij Tunesië ligt. Mijmerend over het smartelijke gemis haalde ik kasten en bedden uit elkaar en zorgde ik ervoor dat ook deze dag weer een hoop werk was geleverd. Voldaan toog ik naar mijn nieuwe adres nabij het centrum. De loopkleertjes hadden we inmiddels al verhuisd, dus die hingen op het looprek al verlangend op mij te wachten. Een startnummer kon ik nog niet opspelden: die moest ik later nog ophalen op de Markt, vlak voor de Waag. Ook dit keer was het mij niet gelukt om via de reguliere weg een ticket te bemachtigen. Maar zoals wel vaker bood trainer Rob uitkomst. Hij mailde ons enige dagen voor het festijn met de vraag of iemand van Anouk een startbewijs kon overnemen. En uiteraard hapte ik onmiddellijk en volmondig toe. Het bleek toe te behoren aan één van haar vriendinnen – zelf ging Anouk gewoon meedoen die avond. En zo zou, nadat ik vorig jaar vermomd als Paul gelopen had, ditmaal de fraaie naam Sietske op mijn brede torso gaan prijken. Een tobatleet heeft vele gezichten, en dus ook vele namen zullen we maar zeggen.
Gehuld in korte loopkleertjes, en gevoed met een lichte koolhydraatrijke snack, verliet ik tegen zessen mijn nieuwe onderkomen op weg naar het start- en finishtoneel op de Markt. In mijn rugzak had ik nog wat warme kledij gestoken om het ook na de loop nog behaaglijk te hebben. Uiteraard was voldoende doping ingeladen: met één banaan, twee repen en het gebruikelijke pillendoosje plus wat doorslikwater zou ook deze hardloopklus weer geklaard gaan worden. Monter beende ik door de Kadebuurt richting Goudse Schouwburg. U moet weten dat dat dit theater mijn eerste kennismaking met Gouda vormde. Ik was inmiddels veertig jaar en woonde al veertien jaar in het nabijgelegen Zoetermeer. Maar naar Gouda had ik nog nooit omgekeken. Uiteraard: de trein naar het Oosten kwam er langs, en datzelfde gold voor de A12 die zich langs het noorden van de Kaas- en Stroopwafelstad begeeft. Maar in de stad zelf had ik – eerlijk waar – nog nooit één stap gezet. Daar kwam tegen het eind van 2001 een eind aan toen Jantine en ik de trein pakten naar Gouda om de kaartjes op te halen voor de musical Sneeuwwitje, die in januari van het daaropvolgende jaar in de schouwburg gespeeld zou worden. Een musical geproduceerd door het Vlaamse Studio 100: het K3-, Samson & Gert-, Kabouter Plop- en Piet Piraatcollectief. Tja, dochters in die leeftijd hè, dan heb je dat. Niet lang daarna begon ik Gouda eerst echt plat te lopen: op 30 november 2001 verliet ik na negen jaar het Hoogheemraadschap van Rijnland en trad ik in dienst bij de Goudse Goegemeente als Adviseur Informatie en Statistiek. Ik leerde de fraaie binnenstad kennen met al z’n verleidingen en verlokkingen, en commuterde braaf elke werkdag van en naar Zoetermeer.
In september 2003, freshly separated en op weg naar een scheiding, kwam ik in Gouda wonen. En afgezien van een korte onderbreking ben ik daar nooit meer weggeweest. Terwijl vele herinneringen uit die tijd om voorrang vochten passeerde ik de schouwburg. Niet alleen had ik mij daar door Sneeuwwitje heengeworsteld, ook waren daar recitals geweest met Eric Vaarzon Morel en Eric Vloeimans. En onlangs nog had ik met mijn jongste dochter Lianne de musical Hairspray bezocht, uitgevoerd door een plaatselijk theatergezelschap. Met een glimlach op het gelaat beende ik voort langs de burelen van Voetbal International. Hoevaak heb ik niet de roemruchte hoofdredacteur Johan Derksen in de stad zien lopen met zijn redacteuren of met min of meer bekende voetbalhelden? Lang haar, grote snor, dito sigaar in het hoofd gestoken: je kon hem uittekenen. Hij had een uitgesproken mening over het Marokkaanse gedeelte van de Goudse bevolking – natuurlijk lekker makkelijk lullen als je zelf in het overwegend blanke Oudewater woont.
Maar dat allemaal terzijde. Schielijk wipte ik de Kazernebrug over de Blekerssingel op en betrad de schilderachtige binnenstad – alhoewel die binnenstad in die hoek nou juist niet al te schilderachtig is. Lopend over de Agnietenstraat bekeek ik het langgerekte geelgekleurde oude kazernegebouw ter rechter zijde, een markant gebouw dat jarenlang een bioscoop had geherbergd. Vele films had ik daar gezien in de loop der jaren, maar de meest recente en indrukwekkende was toch de vertoning van Les Misérables, samen met Lianne. U moet weten dat zij en ik gek zijn op het boek, de musical en dus ook de film. Die avond – het was op mijn 52e verjaardag – genoten zij en ik van de film èn van de soundtrack waarvan Lianne elk nootje en elk woordje bleek te kennen.
Na het passeren van de Agnietenkapel, voor mij het vaste stemlokaal bij de verkiezingen, kwam de Waag in zicht, met direct daarachter de fraaie Markt. Vlak voor de Waag, waar de traditionele kaasmarkt wekelijks wordt verhapstukt, beleefden Anouk en ik onze date. En voordat U nu in verontwaardiging losbarst en ongepaste reacties gaat plaatsen: het was een speciaal gearrangeerde date om het startbewijs tegen kostprijs over te nemen. Kan ik het helpen dat het woord ‘date’ zo beladen is? Met een paar ferme handklappen, zoals het op een kaasmarkt betaamt, verwisselden het startbewijs èn de centjes van eigenaar en kon het opspelden een aanvang nemen.
Volledig opgetuigd en volgetremd met doping parkeerde ik mijn tas bij Grieks restaurant Delphi, het Goudse Runners-onderkomen voor die avond. Daarna liep ik met mederunners Martijn en Nico een tweetal plaatselijke opwarmronden in een grote boog om de Sint Janskerk heen. Ondanks alle trainingsarbeid gedurende de zomer leek het lood nu in mijn schoenen te staan. Het was warm en het indribbelen over de Goudse kasseien ging heel stroef en moeizaam. Bovendien leek het alsof mijn beide makkers het wedstrijdtempo al hadden ingezet. Het leek mij beter om maar niet samen met deze topatleten te starten en me kapot te lopen op hun tempo. Beter was het om vandaag van acquit te gaan met Wim, die zijn ambities voor vandaag ook al niet te hoog had liggen. Snel had ik hem gevonden in de uitzinnige menigte rondom het Stadhuys, en monter togen wij naar het startvak dat naast dat prachtige Gotische Gebouw was gelegen.
Om klokslag 19:16 werd door een sponsorbobo het startschot gelost. Omdat Wim en ik uiterst bescheiden mensen zijn hadden wij ons achterin het startveld opgehouden, gezellig keuvelend met wat vrouwelijke medelopers. Het duurde daardoor geruime tijd voordat wij het startvod konden overschrijden en langzaam maar zeker in beweging konden geraken. In de eerste honderd meter was het vanwege de drukte flink slaan en schoppen om goed op gang te komen – een kolfje naar de hand van Wim en mij. Niet voor niets worden we bij de Goudse Runners (vooral bij Rob) goed getraind op mentale en fysieke hardheid. Via de Hoogstraat liepen wij de Kleiweg op, de langste winkelstraat die Gouda kent. Met daarin de bekende ketens zoals Blokker, V&D, Kruidvat en Free Record Shop. Echt het walhalla voor de verfijnde kooplustige. We waren begonnen aan de eerste van een drietal ronden à 3.333-repeterende-breuk kilometers. Met aan het eind van elke ronde een drankpost – ondanks de invallende avond een bittere noodzaak gezien de nog achterlijk hoog gelegen temperaturen.
Aan het eind van de Kleiweg betreedt het peloton de Kleiwegbrug over de singels en lopen we de binnenstad uit. Direct schoten we linksaf de Kattensingel op. Alhoewel, schieten: Wim had het nu al zichtbaar en hoorbaar moeilijk met het gevoerde tempo. En omdat wij geen formele haasafspraken hadden gemaakt leek het mij niet verstandig me nog langer met zijn lijdensweg bezig te houden. In de eerste plaats leverde het geen geldelijke beloning op, in de tweede plaats kon ik dan maar beter de focus op mezelf richten. Langzaam maar zeker schoof ik van mijn loopmakker weg op de Crabethstraat richting het prachtige Goudse station. Vlak bij dit architectonisch hoogstandje, naast het al even lelijke gebouw van de Goudse Verzekeringen, stond een dweilorkest zich het schompes te spelen. In staande trilling door de schelle tonen van deze goedwillende amateurmuzikanten sloegen wij linksaf richting het Van Bergen IJzendoornpark. Het vervelende aan dit park is dat men er klinkerbestrating omheen heeft geplaveid – en het was juist daarover dat wij ons een weg moesten banen. Een uiterst vermoeiende affaire, zeker voor een tobatleet die toch al niet in grootse vorm stak. Van loopmaat Wim was geen spoor meer te bekennen, dus liep ik gelijk Remi als een eenling temidden van de lopersmassa.
Als je eindelijk om het vermaledijde park heen bent ga je naar de Kattensingel terug via de Van Swietenstraat. Het was mooi te zien dat velen in deze straat hun pandjes hadden verlaten om zich te vergapen aan die prachtatleten en -atletes die hun straat doorwaadden. Voorwaar een hele eer voor deze bewoners, en velen van hen toonden hun dankbaarheid door hun kinderen aan de zijkant op te stellen om low-fives van de nijvere lopers te ontvangen. Grif deelde ik ze uit: ik had het fysiek gezien niet al te breed dus koos ik ervoor de aandacht van mijn lijden af te leiden door deze kleine fysieke attenties te verstrekken aan het bedelende kindergespuis. En dat terwijl ze zich vrolijk maakten over het feit dat zo’n stoere mannelijke atleet door zijn ouders blijkbaar Sietske was genoemd. Het liefst had ik al deze kwelkindjes streng doch meedogenloos tot de orde geroepen, maar daarvoor ontbrak mij op dat moment de adem.
Aan het eind van deze kinderlijke erehaag schoof het peloton rechtsaf de Kattensingel op. Eindelijk was daar weer wat meer ruimte, en gulzig keek ik om mij heen op zoek naar wat gezelschap op mijn monstertocht. In de verte liep een dame die geheel in het kanariegeel was uitgedost, terwijl een vrolijke donkerblonde paardenstaart om haar bevallige hoofd wapperde. Een ideaal mikpunt, deze fraaie frisse hinde tussen al die ploeterende, briesende, zwetende en hologige hardlopers. Laten we haar voor het gemak Tweety Bird noemen. Langzaam maar zeker liep ik op haar in, en nadat zij de 180-gradendraai aan het eind van de Kattensingel had gemaakt had ik even de gelegenheid om in haar hemelsblauwe ogen te kijken om te zien hoe haar vlag ervoor stond. Ik had geluk: Tweety Bird’s ogen verraadden een vastberadenheid en een ontembare wil om deze inspanning tot een goed einde te brengen. Dit was het lot uit de loterij – hier moest ik op af, maar niet te snel natuurlijk. Anders zou het een chasse patate worden – en dat kon ik deze dame niet aandoen.
In volle jacht op de Kattensingel ontwaarde ik opeens een bekende aan de kant van de weg. Het was Jeroen, een goede bekende van Elfriede en mij. Deze journalist hadden wij in November van het vorig jaar ontmoet tijdens de opleiding voor het voeren van energiegesprekken bij mensen thuis – ik verhaalde er al eerder over. Maar het leek er niet op alsof Jeroen hier als razende reporter voor het plaatselijke sufferdje verslag deed van de gebeurtenissen. Naast hem stond een enorme emmer met zeiknatte sponsen, en hij deelde deze uit aan de vermoeide en oververhitte lopers. Met een grote glimlach ter begroeting pakte ook ik een sponsje van hem aan, legde het in mijn nek en vervolgde mijn strooptocht richting Tweety Bird.
Ter hoogte van de Kleiwegbrug, op weg terug naar de binnenstad, sloot ik aan in haar kielzog. Direct meldde ik mij bij haar: naam, nummer, rang, strijdplan. ‘Dag Sietske’, antwoordde zij verheugd, ‘wat fijn dat je mij komt helpen’. Van haar kon ik het hebben, op dat moment. Samen deden wij voort langs het Regentesseplantoen en de Nieuwehaven, rakelings langs de wat scheef staande Vrouwentoren. In de Lange Dwarsstraat ging ik pal voor haar lopen, teneinde haar veilig door deze drukbevolkte steeg te loodsen. Overigens staat de steeg ook bekend als de Vuilsteeg, omdat deze in lang vervlogen tijden gebruikt werd voor de doorspoeling van stadsvuil vanuit de hoger gelegen delen van de binnenstad naar de Nieuwehaven, die toen nog niet gedempt was. Het rook er na al die tijd nog steeds wat vreemd – of was dat maar verbeelding? Het konden immers ook de weeddampen zijn die door sommige bewoners van de Vuilsteeg werden uitgestoten, als deden zij dat om de lopers in een hallucinerende trance te brengen.
Knetterstoned vlogen mijn medeloopster en ik linksaf de Turfmarkt op. En even verderop wachtte een onaangename verrassing: in plaats van rechtsaf de brug over en de Naaierstraat in moesten wij nog ca. honderd meter door over de Turfmarkt en aan het eind daarvan een 180-gradendraai maken. Men had de rood-witte markeringslinten verkeerd aangebracht! Verwarring maakte zich meester van de atleten. Dit gedeelte van het parcours, dit kabouterslurfje, had niemand van ons verkend in de altijd zo gedegen wedstrijdvoorbereidingen. En zou dit elke ronde zo zijn? Ietwat geïmponeerd door deze organisatorische fout, en daarmee dit grote onrecht, vervolgden Tweety Bird en ik onze weg. Vooral mijn loopmakster was hevig gedesoriënteerd, zo liet zij mij wanhopig weten. Als een nobele en heldhaftige ridder plaatste ik haar in mijn kielzog, en met vaste tred leidde ik haar door dit onbekende stuk parcours. Uiteindelijk draaiden we dan toch de Naaierstraat op en kwamen we weer in bekend loopwater terecht. Speaking of which: ook de Naaierstraat is tot ergens in de eerste helft van de vorige eeuw een gracht geweest. Via talloze kleine bruggetjes kon je dan bij de panden ter linkerzijde van de gracht geraken. Nu evenwel konden wij in de volle breedte van de voormalige gracht onze voetstapjes zetten. Mijn metgezellin herpakte zich, en samen schoten wij de Korte Groenendaal in richting de Markt. Onze eerste volle ronde zat er op, een zeer bewogen ronde zoals U begrijpen zult.
Bij de drankpost vlak na de eerste doorkomst namen mijn geelomhulde gazelle en ik rustig de tijd om elk twee bekertjes water in het dorstige keelgat te kieperen. Stoïcijns vervolgden wij onze weg: we wisten dat de tweede ronde de zwaarste zou zijn. Nog steeds was het warm op de Kleiweg. Ter hoogte van de V&D ontwaarde ik plotsklaps mijn oude buurtjes. Verheugd begroetten zij mij met ‘Hoi Peter!!’ – en dit bracht mijn metgezellin opnieuw in verwarring. Geduldig vertelde ik haar het verhaal over de naam die op mijn adonissentorso prijkte. En passant ontboezemde ik nog meer details over mijn rijke leven. Het parcours was immers saai (drie keer hetzelfde rondje) en we moesten toch die tijd door zien te komen. Geboeid luisterde zij naar mijn levensavonturen terwijl wij andermaal de binnenstad verlieten richting station en park. Zelf was ze niet zo spraakzaam, dus vulde ik de ongemakkelijke stiltes steeds handig op met mijn eigen geleuter. Om het park heen kregen we last van de inmiddels wel erg laagstaande zon die pal in onze richting scheen. Totaal verblind deelden wij in de Van Swietenstraat andermaal de low-fives uit aan de kindertjes. Hierbij kan het niet worden uitgesloten dat ik, door het verminderde zicht, in plaats van vlakke handjes ook wat kinderkopjes geraakt heb. Waarvoor van deze plek mijn welgemeende excuses.
Op de Kattensingel trachtten wij het tempo zo gelijkmatig mogelijk te houden. Maar ik kon horen, zien en voelen dat de kanarievogel naast mij het moeilijker begon te krijgen. En nog voor de Kleiwegbrug liet zij mij weten dat haar strijd gestreden was en dat ik het verder zonder haar moest doen. Zij zelf zou in een beduidend lager tempo de laatste ronde gaan afleggen. Vechtend tegen de tranen namen wij afscheid en dapper beende ik voort door de straten en steegjes in de Goudse binnenstad. Op de Turfmarkt, ter hoogte van het Verzetsmuseum, bleek dat andermaal het kabouterslurfje genomen moet worden. Gelaten onderging ik ook deze kwelling en voltooide ik mijn tweede ronde van deze slijtageslag. Inmiddels hadden alle Goudse Runners die de 3.5 en 7 kilometer gelopen hadden zich verzameld langs de kant van het parcours, en hartstochtelijk moedigden zij mij aan. ‘Nog één ronde’ riep er eentje zelfs, welja: alsof ik mij daar zelf niet van bewust was. Maar toch bedankt Annemarie.
Na een aantal ferme slokken bij de drankpost vervolgde ik mijn weg over de Kleiweg, weer de binnenstad uit. Aan het eind van die lange straat, vlak voor de Kleibrug, stond trainer Rob meewarig naar zijn trouwe tobatleet te kijken. Hij had wel eens een betere uitvoering van zijn pupil gezien, vooral twee jaar geleden toen ik mij naar een zeer acceptabele tijd van 49:29 had geworsteld. Vandaag was het niet veel soeps – en ik wist nu al dat hij mij dit nog weken lang zou gaan nadragen. Op de Kattensingel, op de hoek van de Crabethstraat, stonden Goudse Runner Karin samen met haar partner Jeroen alle loopgroepgenoten een flinke riem onder het hart te steken. Of was het nou omgekeerd? Hoe dan ook: het hielp! Langzaam maar zeker begonnen de krachten terug te keren, en vastberaden maakte ik mij op voor nog een lichte versnelling in de eindronde. Wat daarbij hielp is dat ik steeds mikpunten in de verte identificeerde, waarnaar ik dan vervolgens op jacht ging. Waarbij je uiteraard zo je voorkeuren hebt. Zo raapte ik rondom het park menig hardloopster op voor wie het allemaal te veel was geworden. In de Van Swietenstraat versnelde ik even flink, bevreesd als ik was voor woedende ouders van kindjes die ik mogelijk onbedoeld mishandeld had tijdens de vorige ronde. Gelukkig bleven ernstige schermutselingen achterwege, en bevrijd dook ik voor de laatste maal de Kattensingel op.
In de verte ontwaarde ik loopmakker Gert, die blijkbaar veel te snel was gestart en nu flink aan de zwalk was geraakt. Dat was voor de laatste twee kilometer nog eens een mooie prooi! Gestaag liep ik in op deze vermoeide Goudse Runner, en vlak nadat hij de 180-gradendraai aan het eind van de Kattensingel had gemaakt, en hij mij tegemoet liep, kon ik aan zijn hologige gelaat zien dat de tank leeg was en dat de meters stevig uit de kastjes waren geslagen. Halverwege het lange rechte eind richting de Kleiwegbrug ging ik erop en erover, en wenste ik hem succes voor de laatste ruk. Nog één keer pakte ik bij Jeroen een kletsnatte spons om het oververhitte bolletje te koelen, en niet veel later stampte ik ferm en vastberaden de binnenstad in. Er was nog één kilometer te gaan. Nog eventjes en het lijden was ten einde – en met die gedachte vloog ik over de Nieuwehaven, door de Vuilsteeg en over de Turfmarkt. Uiteraard was er nog het kabouterslurfje, maar die kon mij niet langer deren.
Bevrijd snelde ik over de Naaierstraat, waar twee jaar geleden nog een complete fanclub mij stond aan te moedigen. Maar dat was ook weer in een vorig leven, waarover wellicht ooit meer. Bij de Korte Groenendaal was het nog even oppassen. De zakpaal in het midden hadden ze in de straat laten verdwijnen, maar 1.5 meter daarnaast staat een geheel immobiele paal van een rotsachtige substantie. Een paal waar je, als je niet oppast, verschrikkelijk op kruishoogte tegenaan kan donderen. En dan is het leed niet te overzien zoals U zult begrijpen. Gelukkig had de organisatie hierop geanticipeerd en speciaal voor mij een gemeentelijke BOA voor het obstakel geposteerd. Daarmee was ook dat gevaar geweken, zodat ik onbelemmerd over de keien richting eindstreep kon sjezen. Deze eindstreep was als altijd pal naast het fraaie stadhuis op de Markt gelegen. Hartstochtelijk toegejuicht door vele Goudse Runners snelde ik over het finishvod in een idiote tijd van 56:19. Maar deze ogenschijnlijke wanprestatie was veroorzaakt door een drietal kabouterslurfjes op de Turfmarkt. Een onvolkomenheid waarvoor de organisatie later nederig zijn excuses zou aanbieden. Nodeloos te zeggen dat ik het daar niet bij ga laten: ik zal volledige compensatie eisen voor het doorstane leed. En voor dat van al mijn loopvrienden en -vriendinnen.
Enfin, de strijd was gestreden, het leed was geleden. Uitgeput meldde ik mij bij de grote dranktafels waar ik ettelijke bekertjes water en sportdrank nodig had om eniszins te herstellen van deze titanenstrijd. Daarna meldde ik mij monter bij mijn vrienden, en samen supporterden wij de overige Goudse Runners over de eindstreep. Opgetogen zag ik Tweety Bird haar laatste moeizame meters afleggen – ze had zich ook zonder mij kranig geweerd. Tevreden doch content verplaatste het hele spul zich vervolgens naar Grieks restaurant Delphi, ons jaarlijkse stamcafé, alwaar het nog lang onrustig zou blijven. Vol vuur en overdrijving werden de loopverhalen verteld, en vol hartstocht werd de souvlaki gedanst met de plaatselijke schonen. Maar ook de ouzo deed intussen flink zijn werk. En nadat – onvermijdelijk – de eerste loopcollega’s van hun barkrukken waren gekukeld hield ik het voor gezien. Voldaan over weer zo’n mooi hardloopavontuur pakte ik mijn tasje en verliet het pand met stille trom.
Gisteravond moest ik, moegestreden, de strijd halverwege staken. Maar vandaag is het mij, vooral dankzij een fikse pot sterke koffie en veel extra donkere chocolade, gelukt jouw epos geheel en al te doorploegen. Nog nooit van mijn leven heb ik Gouda bezocht maar nu wel sterk het gevoel iedere singel, straat en steeg aldaar te kennen. Dat bespaart mij dus een lange treinreis, dan wel autorit. Op vele details zou ik kunnen ingaan edoch doe dat niet. Slechts eentje: als rechtgeaard muziekliefhebber zou ik voor de titel ‘A running boy named Sietske’ gekozen hebben. Verder opnieuw hoedje af voor jouw van de straat afhoudende proza
Oké Peter, Vanmiddag terug gekomen van mijn rondje hardlopen even jou verhaal gaan lezen en het is althans voor mij nog best een hele kluif. Dat komt ook omdat ik niet zo’n lezer ben, maar ik ben er bijna door en ga op een later tijdstip mij nog verder verdiepen in het epistel. Het is weer mooi geschreven en krijg je toch wel een indruk van jou belevingswereld op meerdere fronten. Zeg ik deze zaterdag middag om 12:15 uur fijn weekend geniet ervan!