Rust was er nauwelijks, beste lezertjes. Na het in het vorige kletsverhaal beschreven Rondje Windstootersplas stond precies een week later een volgende beproeving op de kalender. Op zondag 10 maart zou ik voor de vierde maal in mijn bestaan deelnemen aan het 21.1km City-Pieâh-City-festèn in Den Haag. Ik hoopte daarvoor voldoende opgewarmd te zijn door de door storm en regen geteisterde tocht met mijn hardloopmakker Arranraja. Maar het kon qua weer allemaal nog erger. Gedurende de week voor de CPC zwollen de weersvoorspellingen aan tot stormkracht. Zware windstoten werden verwacht, vooral aan de Scheveningse boulevard. Nou ging de Twiskemolenloop ondanks stormachtig weer wèl door. Maar een massale CPC in de grote stad is toch wel different cake. En omdat mevrouw Pauline Krikke nog niet al te lang geleden zware kritiek had geoogst voor het niet afgelasten van de vreudgevuren op Scheveningen en Duindorp, stond zij ditmaal als ware burgermoeder vóór in de rij om het cancellen van deze CPC van harte aan te moedigen. De ‘Pier-City-Pierloop’ zoals zij het in een interview met TV West noemde, en later ook nog ‘CCP-loop’, ach het zij haar vergeven. Het lieve mens was (ik parafraseer) in gedachten bij al die lopers en hun potentiële nabestaanden. Bless her.
Toegegeven: het was een terechte beslissing van de organisatie. Men draagt een enorme verantwoordelijkheid voor tienduizenden atleten, hun supporters en uiteraard ook alle vrijwilligers. Het is een grootschalige loop met een grote reputatie, en één incident zou for years to come een enorme smet op het evenement werpen. De vergelijkingen met de Twiskemolenloop gaan om die reden enigszins mank. Maar wel zijn er in beide gevallen grote risico’s aan te wijzen, zij het dat ze verschillend zijn. In het Twiske loop je weinig kans om tegen een vallende dakpan aan te lopen; in Den Haag loop je nèt wat minder kans om door een omvallende boom te worden tegengehouden. Wel schijnen daar met harde wind spontaan vonkenregens te kunnen ontstaan. Maar goed, elke organisatie maakt zo zijn eigen afwegingen. Door het Haagse evenement ging in ieder geval een dikke streep, met dank aan het illustere viertal Aeolus, Njord, Fujin en Fei Lan dat op wrede wijze de CPC-droom aan flarden blies.
Toch was het eigenlijk wel een raar gevoel die dag: je staat ’s-ochtends vroeg op met de gedachte dat je een goede twee uur gaat hardlopen. Die gedachte wordt dan in één klap vervangen door de wetenschap dat je he-le-maal niets gaat doen. De hele dag voelt dat extreem raar, extreem hyper en tegelijkertijd hypo. En dat zowel fysiek als psychisch – ofschoon deze termen volgens de Klisjeemannetjes hetzelfde betekenen. Naar buiten gaan om dan maar in alle eenzaamheid een duurloopje te verhapstukken (bron: Arranraja) was op deze barre dag niet mogelijk. Enfin, dan maar een goed boek gepakt. Na twee uur rusteloos lezen in Deep South van Paul Theroux – by far my fav travel writer – klapte ik het schootcomputertje open, op zoek naar loopjes die mijn wedstrijddrang op korte termijn konden bevredigen.
Die loopjes waren al snel gevonden. In de eerste plaats schreef ik mij in voor een debuut op de Zandvoort Circuit Run, geprogrammeerd tegen het eind van maart. En dan niet voor de hoofdafstand van 12km, maar voor de halve marathon. Ach ja doe maar gek, hoor ik U denken. En alsof dat nog niet genoeg was, besloot ik de voorgenomen afstand (10km) op de Reeuwijkse Plassenloop op 16 maart op te schalen naar 15. Dit alles puur ter genoegdoening voor het mij ontnemen van de CPC. Mijn wraak zou bitterzoet zijn.
En zo stond ik een kleine week later aan de boorden van de Reeuwijkse Plassen om mij 15 kilometer lang ploeteren te laten welgevallen. Want ploeteren zou het worden, zoveel stond vast. Alweer was een aanzienlijke dot wind voorspeld op deze zaterdag. Het hield maar niet op met waaien zo in de eerste helft van maart – zou dit ook een gevolg zijn van de klimaatverandering? In ieder geval niet volgens het Forum voor Democratie: volgens hen bestaat het klimaat niet eens, so why worry. Zelf omarm ik het klimaat van harte als linkse hobby, naast vele andere linkse liefhebberijen zoals mensenrechten, gelijkwaardigheid en vrede.
De 10 metrische mijlen van vandaag zouden uit twee korte ronden bestaan vlak bij de Reeuwijkse Hout, gevolgd door een grote ronde om de plas Broekvelden-Vettenbroek, in de volksmond aangeduid als de Surfplas. De Surfplas is de jongste, grootste en diepste van de 13 Reeuwijkse Plassen. Het is – ik memoreerde dit al in mijn vorige epistel – een zandwinningsplas, destijds gegraven voor de aanleg van een grote woonwijk in het aanpalende Bodegraven. De overige 12 plassen zijn veenafgravingsplassen die enige honderden jaren geleden zijn ontstaan. Het gestoken veen werd in speciale schuiten vervoerd naar plaatsen als Nieuwerbrug, Bodegraven en – jawel – Gouda. In die laatste plaats werd veel van dat veen gedroogd tot turf en opgestookt door de pottenbakkerijen en bierbrouwerijen. Op de Turfmarkt in Gouda kunt U bij gelegenheid nog één van de oude bruggetjes bewonderen die hoog genoeg waren om de turfscheepjes door te laten. Tot zover deze gesponsorde boodschap van de Goudse VVV. Ik ga vandaag nog de gage (mijn gewicht, èn dat van mijn lief, in volvette Goudse Kaas) ophalen bij de Waag.
De Surfplas triggert bij mij altijd een stukje verleden. In het begin van de jaren ’80 – ik was jong en nog maar een klein beetje bedorven – was ik een fanatiek windsurfer die graag deelnam aan wedstrijden in binnen- en buitenland. De favoriete omstandigheden waren voor mij: harde wind en open water. Ik voelde mij het meest in mijn element als ik, hangend in de trapeze en gebruikmakend van het grootste zeil, enorme vaart kon maken op lange stukken met constante wind. Op een plas als de Surfplas was dit mogelijk en daar kon ik dan ook naar hartelust werken aan mijn techniek, kracht en inzicht. Het gebruik van de trapeze vereiste immers volledige beheersing van alle drie de elementen. Mocht de wind plotsklaps draaien of veranderen van sterkte, dan was onmiddelijke reactie vereist, anders werd je met enorme kracht gekatapulteerd richting plank, mast of giek. Tot twee keer toe heb ik druipnat in mijn Camaro wetsuit op een dokterstafel mogen liggen om hoofdwonden te laten hechten. Waarna ik als toegift steevast een tetanusnaald vanuit haakse richting in het been kreeg gejaagd.
Leuke sport, dat windsurfen. Maar nu kwam ik naar de Surfplas om te hardlopen, een sport met een beduidend lager risico als het gaat om gekatapulteerd worden. Vorig jaar was het een ijskoude en stormachtige bedoening daar in Reeuwijk. Nu was het iets minder koud, maar behaaglijk voelde het allerminst. De wind kwam uit zuid-zuid-west, en dat betekende dat ik lekker voor de wind naar de Reeuwijkse Hout kon fietsen. Daar aangekomen op de grote parkeerplaats ontwaarde ik al vrij snel mijn GR-collega’s Karin, Nico en Peter – tezamen met mijzelf zou dat vandaag de vertegenwoordiging zijn van onze loopcommunity. We hadden ons alle vier ingeschreven voor de langste afstand: die van vijtien kilometer. Wat zijn we toch een bikkels, wij Goudse Runners.
Wat schroomvallig betraden wij de grote tent waar de startnummers moesten worden geïncasseerd en waar de nodige versnaperingen tegen betaling te verkrijgen waren. De schroom zat ‘m er in dat door de storm het net leek alsof de tent zou instorten. Maar al snel kwamen wij erachter dat het boeltje stevig genoeg in elkaar stak. Het geklapper van met name de tentdeuren jaagde eigenlijk nog de meeste schrik aan. Enigszins gerust namen wij elkaars plannen voor vandaag door. Mijn plan was eenvoudig: rustig aan (dan breekt het lijntje niet), niet opblazen en netjes uitlopen. En een tijd onder het anderhalf uur zou wel wenselijk zijn.
Enigzins meewarig en ongerust aanschouwden we gevieren de start van de 10km-loop. Er stond een straffe wind en af en toe spetterde het. Een half uur later zou ons dit ritueel ten deel gaan vallen. Ik toog naar de omkleedtent waar ik alle zeilen moest bijzetten om de hevig klapperende tentdeuren te ontlopen. Als je dat niet deed liep je de kans door die deuren keihard in je gezicht te worden geslagen. Ietwat geïntimideerd kleedde ik mij om en bevestigde het startnummer op het buitenste shirt. Dat was voor vandaag het werkelijk prachtige shirt van de Zevenheuvelenloop 2018 – ondanks het feit dat mijn looprek bijna ineenstort van de loopkledij had ik het kledingstuk in een moment van zwakte aangeschaft. Iedereen in de tent leek nerveus – was dit nou door het enorm klapperende tentzeil of door de beproeving die aanstaande was? Ik besloot mediterend de tijd die mij restte in de tent door te brengen. De enorme herrie hing ik geroutineerd weg aan een haakje, en zo was er ook geen herrie meer.
Het was niet de eerste keer dat ik de vijtien kilometer in het plassengebied ging lopen. Drie jaar geleden, volop in training voor mijn eerste en vooralsnog enige marathon, was ik hier op een heerlijke tijd van 1:16:30 uitgekomen, en dat na een buitengewoon krachtige en slimme race. Maar gezien mijn vorm van vandaag moeten wij dit maar als Andere Tijden Sport beschouwen. Ik zou vandaag al blij zijn als ik dit spektakel kon voltooien. Met deze gedachte verliet ik de kleedtent, deed een plas, liep een paar honderd meter in en toog met Nico naar het startvak waar al vele lopers gelaten hun lot afwachtten. Het was gelukkig droog – dat scheelt een hoop als je in een startvak moet staan.
Terwijl Nico en ik nog wat aan het filosoferen waren over de te volgen tactiek klonk om half twee scherp het startschot en werden wij weggekatapulteerd voor onze vijftien kilometer lange beproeving. Uiteraard liep Nico snel van mij weg. Ik nestelde mij in eerste instantie achter twee dames die liepen in bloemetjesjurken. Ja U leest het echt: bloemetjesjurken. Ik wist niet wat ik zag, maar ik zag wel dat het tempo dat deze gebloemde dames onderhielden te laag was om er achteraan te blijven sjokken. Na 200 meter ging ik erop en erover, op zoek naar medestanders die een voor mij aanvaardbaar tempo onderhielden. Die had ik al snel gevonden. Behaaglijk nestelde ik mij in een groepje dat moeiteloos de twee korte rondjes voltooide. Zoals gezegd: het tempo was goed, de pas was technisch gesproken in orde, en de ademhaling was prima te behappen. Ik monsterde mijn metgezellen: het waren twee mannen en twee vrouwen die allen al even beheerst liepen als ikzelf. Dat was in ieder geval een goed teken.
Na een kilometer of zeven, vlak aan de boorden van de Surfplas, maakten één van de mannen en ik ons los uit het groepje en liepen de vrije ruimte in. Mijn kompaan-for-the-moment was gehuld in blauwe loopkledij – ik zal hem voor de gelegenheid Man in Blue noemen. In de vrije ruimte voor ons verscheen al snel een mikpunt: een vrouw gehuld in geel – laten we haar dan maar Lady in Yellow noemen. Al dravend langs de noordkant van de surfplas liepen de Man in Blue en ik beheerst het gat dicht dat ons van de Lady in Yellow scheidde. En vanaf het moment dat wij haar te grazen hadden genomen begonnen we gedrieën in een waaier te lopen. Hoe zag dat er dan uit, hoor ik U denken? Wel: in een rijtje in de windrichting lopen en dan steeds van positie wisselen. Zo trachtten wij het leed gelijkmatig te verdelen. En we zagen dat het goed was.
Gezellig keuvelend overbrugden wij gezamenlijk een aantal kilometers. De Man in Blue was aan het trainen voor zijn alweer zevende marathon, op 7 april in Rotterdam. Deze loop paste, zo vertelde hij ons, héél goed in zijn trainingsschema. Good for him. De Lady in Yellow had het, net zoals ondergetekende, bij één marathon gelaten. Die vond plaats precies één jaar voordat ik ‘m liep, en ook in Leiden. Zoiets schept een band, zo spraken wij ontroerd tot elkaar.
Na de drankpost bij het 10km-punt versnelde de Man in Blue lichtjes. Mijn buurvrouw en ik keken elkaar aan, en in deze blik van verstandhouding lag opgesloten dat wij ons eigen tempo zouden blijven volgen. Ik ging schuin voor mijn metgezellin lopen, en zij nestelde zich behaaglijk in mijn kielzog en gaf zich over aan mijn haastempo.Gezamenlijk overbrugden wij op deze manier drie kilometers – we hadden de Surfplas nu bijna gerond. De Man in Blue liep nog binnen schootsafstand – nu vergezeld van een jeugdige paardenstaart – maar ik sprak tot mijn geelgeklede medeloopster dat wij niet een inhaalrace moesten beginnen, anders zou het ons slecht vergaan. Zwijgend legde zij zich neer bij deze eenzijdig gekozen wedstrijdstrategie.
Na iets meer dan dertien kilometer gebeurde er iets opmerkelijks: er lag een gigantische, diepe plas over de gehele breedte van het pad. Er was geen ontsnappen mogelijk: wij moesten er dwars doorheen. Onze hardloopschoentjes vulden zich volledig met water, en klotsend vervolgden wij onze weg. Dit was allemaal teveel voor mijn metgezellin die helaas proestend en reutelend moest afhaken, Doordat ik nu weer alleen liep moest ik mijn vizier weer vooruit richten. Niet ver voor mij liepen drie jongelui die zo te zien geanimeerd keuvelend hun tocht aan het volbrengen waren. Alsof het allemaal niets kostte. Deze hovaardige gasten moest ik te pakken gaan nemen, al was het alleen als extra stimulans om die laatste twee kilometers door te komen. Ik was immers zelf ook niet helemaal okselfris meer.
Het jeugdige trio kon ik gelukkig al snel bij- en inhalen. Er zat daarna nog net voldoende energie in de tank om nog een weinig te versnellen. En dat was maar goed ook, want de 90-minutenkaap kwam rap in zicht. Het gas ging er nog even stevig op, en jawel: na precies 15 kilometer kon ik mijn klokje indrukken op een netto tijd van 1:29:41. Missie geslaagd, deels dankzij mijn medelopers, deels dankzij mijzelf. Tevreden liet ik mij een medaille omhangen en nam ik de versnaperingen (sportdrank en een stukje Goudse) in ontvangst. Vervolgens draaide ik mij om en supporterde ik luidkeels de Lady in Yellow over de verlossende finish. Ook haar beproeving zat erop – en ook zij kon tevreden zijn.
Luid smakkend op het stukje kaas (het leek eerlijk gezegd wel plastic met een zurig smaakje) liep ik naar de grote, immer klapperende, tent. Daar stuitte ik op mijn mede-Goudse Runners Karin, Nico en Peter. Ook zij hadden het evenement goed doorstaan, met tijden die meer tot de verbeelding spraken dan de mijne. Karin bleek zelfs in haar leeftijdscategorie de tweede plaats te hebben behaald. Waarvoor hulde. Ikzelf was ook als tweede geëindigd in mijn eigen leeftijdscategorie, maar dan wel van onderen. Waarvoor natuurlijk ook hulde: het is mooi om in ieder geval toch nog íemand achter je gelaten te hebben.
Nawoord: de fietstocht naar huis werd een ware marteltocht tegen de storm in. Zes loodzware kilometers lang kwam ik nauwelijks vooruit, en af en toe stond ik bijna stil of viel ik haast van het stalen ros af. Volledig uitgewoond arriveerde ik bij ons pittoreske huisje vlak bij de Goudse binnenstad. Mijn wettelijk geregistreerd partner keek mij meewarig doch liefdevol aan. Eigenlijk kon ik niet meer op mijn benen staan. Die avond lag ik al om zeven uur in mijn warme mandje, om er pas tegen het eind van de zondagochtend uit te komen. Eén en ander had toch wel een beetje zijn tol geëist. Maar misschien had ik ook wel een kleinigheidje onder de leden, wie zal het zeggen. Het herstel moest echter wel vlot op gang komen, want twee weken later stond alweer een enorme kraker op het programma: de 21.1km Zandvoort Circuit Run over (jawel!) circuit, strand en duin. Maar daarover meer in een volgend opstelletje.
Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op vrijdag 3 mei 2019 13:05