Oh oh Den Haag, de Weduwe van Indië ben Jij

Geplaatst door

De titel van dit epistel zal de wat ouderen onder U bekend voorkomen: het is een legendarisch duet van Wieteke van Dort aka Tante Lien, en Harrie Jekkers aka Harrie Klorkestein. Dit laatste omdat er een klein orkest in hem school. In het begin van de Roaring Eighties was dit lied een onvervalste meedeiner, een succesnummer op feesten, partijen en koempoelans. Ik hertaalde (bron: Jan Rot) het vanuit het plat Haags naar een versie waarmee wij kleinkinderen onze grootouders toezongen op hun Gouden Bruiloft in 1984. Een toevallig op bezoek zijnde Engelse muzikant, genaamd Chris Martin, nam het chanson in 2012 kortstondig op in zijn repertoire – maar daarover vertel ik bij gelegenheid nog wel eens.

Harrie wijst ons het Binnenhof

Als er één stad is in dit land waar ik veel voetstappen heb liggen, veel herinneringen heb opgedaan en bonte avonturen heb beleefd dan is het wel ’s-Gravenhage, kortweg Den Haag. Stad van Couperus, Van Kooten en De Bie. En dat terwijl het niet eens mijn meest geliefde stad van het land is: dat is van oudsher Amsterdam, en dat zal ook nooit veranderen. Maar ik ben in al die jaren van mijn inmiddels vergevorderde leven behoorlijk van Den Haag doordrenkt geraakt. Familie had ik er wonen, bij wie ik in mijn jonge jaren veel tijd doorbracht. Ik studeerde er, woonde er, werkte er, dompelde er mezelf onder in politiek, cultuur en sport. Kortom: ik leefde den Haag, en Den Haag leefde mij. Ook al heb ik heel weinig affiniteit met het ‘Indische verleden’ van mijn vaderland, toch symboliseert Den Haag ook voor mij een soort van Tempo Doeloe. Zoals Van Kooten en De Bie ooit zongen: “Helaas, helaas, voorbij, voorbij die tijd” (uit: Rozen, Rumbonen en Rode Wijn).

Mijn eerste herinneringen aan de Residentie zijn die van familiebezoeken vanuit Den Helder en later Leiderdorp. Veel familie was na terugkeer uit voormalig Nederlandsch Indië in Den Haag terechtgekomen en was daar nooit meer weggegaan. Maar niet iedereen bleef er. Mijn grootouders van vaders kant hadden er op de Regentesselaan gewoond, en mijn vader had daarvandaan het Gymnasium Haganum op die ellenlange Laan van Meerdervoort bezocht. Later vertrok het gezin naar Den Helder, waar ettelijke jaren nadien mijn geschiedenis begon.

Met mijn vader en grootvader bezocht ik nog heel devoot het marine-kerstconcert in de Kloosterkerk op het Lange Voorhout. Maar bij mijn moeder’s familie ging het er een stuk ruiger aan toe. De uitbundige kerstfeesten (met rijsttafels!) en vooral oudjaarsvieringen (idem!) op de Savornin Lohmanlaan en op de Duinweg staan mij bij alsof het gisteren was. Er werd charade gespeeld op het scherpst van de snede, er werd uitbundig gedanst op fifties- en sixties-muziek. Speciaal herinner ik mij ‘I Can’t Get no Satisfaction’ – zo jong als ik was had ik geen idee wat dat betekende. Maar het klonk allemaal wel lekker. ‘And I try, and I try….’, welnu: proberen lukt altijd. En uiteraard ging het hele gezelschap om middernacht naar buiten om voor een godsvermogen aan vuurwerk af te steken, en vuilnisbakken op te blazen in een verder wel heel chique buurt. Hier ontwikkelde ondergetekende zich tot de pyromaan die hij nog altijd is. Just kidding – alhoewel? Enfin, tot zover dit hoofstuk van Tobatleet’s jeugdzonden.

In 1981 kwam ik, na een faal-ikant mislukt avontuur in Delft, in Den Haag studeren op de toenmalige HTS aan de Wegastraat. Hogere Informatica was toen een ongelooflijk sexy opleiding, want ja die hele informatievoorziening en automatisering stond eigenlijk nog in de kinderschoenen, en dat beloofde het nodige voor een arbeidzame toekomst.  Naast de studie, waar ik – ahem – negen jaar over deed, was ik heel actief in het studentenleven. Zo zat ik in diverse studiecommissies, en participeerde ik in de Voorlopige Medezeggenschapsraad, die de statuten en reglementen opstelde voor de Definitieve Medezeggenschapsraad. Allemaal heel gewichtig uiteraard, en het gaf mij inderdaad het gevoel Heel Serieus bezig te zijn en Heel Serieus te worden genomen.

HTS Wegastraat

Maar het mooist van alles was dat ik begin 1983 gevraagd werd om lid te worden van de staf van het HTS-Introductiekamp – het hoogst bereikbare als student. Dit na in 1981 als ‘eerstejaars’, en in het jaar daarop als groepsleider mee te zijn geweest. Het was een kamp van één week in de Loonse en Drunense Duinen, met ca. 250 deelnemers. Als staflid had ik in 1983 het meesterschap over de penningen, maar voerde ik ongevraagd ook wat vernieuwingen door in het kampbeleid. Zo werd, nadat jarenlang Ouwejan en zijn Makkers op de feestavond hadden opgetreden, ditmaal door mij een heuse bluesband geronseld om de feestvreugde te verhogen. En het moet gezegd: The Red Roosters speelden de nokken uit de immense partytent. Raise the roof and have some fun zeggen we dan. Op dit platform nogmaals: sorry Ouwejan, maar wel een beetje jammer dat je mij die contractbreuk na al die jaren nog steeds nadraagt.

Na drie jaren dagstudie switchte ik naar de deeltijdopleiding, en ging ik overdag werken in Amsterdam, bij wat nu KPMG heet. Ik ging begin 1985 wonen in Den Haag, in het toen al beruchte Laakkwartier op het Lorentzplein, vlak boven Joegoslavisch restaurant Sumadija. In het huis woonden in eerste instantie studiegenoten, maar van lieverlede verdwenen deze mensen en werd het pand door de huisbaas volgestopt met vogels van allerlei pluimage. Een greep: een kickbokser, een armworstelkampioen, een Zaïrese vluchteling, drie Chinese jongeren op een heel klein kamertje, een Surinaams drugsverslaafd stel, en als klap op de vuurpijl een chronisch verwarde man. Nodeloos te zeggen dat ik in deze ambiance floreerde als nooit tevoren. Toen ik in het najaar van 1987 mijn Amsterdamse baan inruilde voor een Zoetermeerse wist ik niet hoe snel ik deze negorij moest ontvluchten voor een fatsoenlijk appartement in mijn nieuwe arbeidsplaats.

Mijn stulpje op het Lorentzplein. Links naast de klok, twee achterste raampjes op de 2e verdieping

Mijn studie maakte ik uiteindelijk in 1990 netjes af. Het kwam als een finale verlossing, voor mij en voor iedereen in mijn entourage. En later kwam ik weer naar Den Haag om bij te studeren. In 2000 sleepte ik met de nodige lof mijn tweede degree binnen als bedrijfskundige, en volgde er in dat zelfde jaar nog een Post-HBO opleiding Projectmanagement. Plaats van handeling was de inmiddels nieuwe behuizing van de Haagse Hogeschool aan het Johanna Westerdijkplein, vlak bij station Hollandsch Spoor.

Ook heb ik in Den Haag de nodige betaalde arbeid verricht. Het begon omstreeks 1980 met horeca-klussen als student, via uitzendbureaus Olympia en ASA. De meest indrukwekkende ASA-detachering was die bij Hotel des Indes, aan het Lange Voorhout. Gehuld in een zwart-geel kostuum mocht ik daar als ‘huisknecht’ de koffers van de puissant rijke gasten naar hun kamers brengen, uiteraard azend op een gepaste fooi-naar-draagkracht. Des avonds in Des Indes mocht ik de bedden opmaken, en op het versgesloopte kussen een Haags Hopje leggen met daarbij een hartvormig kaartje waarop de tekst “Welterusten, Good Night, Bonne Nuit, Gute Nacht. Hotel des Indes – een Crest Hotel”. Ik weet het nog precies. Ik verkreeg toegang tot alle kamers met een universele loper. Uiteraard wel eerst een aantal keer kloppen, en pas binnengaan als er niet werd geantwoord. Toch werkte dit niet altijd. Zo betrad ik na herhaaldelijk kloppen éénmaal een kamer waar op dat moment een koppel harstochtelijk de liefde aan het bedrijven was. En als het niet de liefde was….ehhh nou ja dan was het wel wat anders. Totaal gechoqueerd door deze confronterende aanblik stamelde ik wat verontschuldigingen richting het geslachtsdriftige stel. Om vervolgens met een pijlsnel rood kleurend hoofd het vertrek met gezwinde spoed te verlaten.

Hotel des Indes op het Lange Voorhout

Later – we hebben het nu over de periode 2006-2011, waren er nog de wat serieuzere banen bij de voor Den Haag zo karakteristieke overheidsinstanties. En ook op andere manieren bemoeide ik mij met de overheid en de landsbesturing. Ooit was ik lid van de Jongerenwerkgroep VVD in Leiderdorp (Hoofdstuk nummer zóveel van de jeugdzonden), en in die hoedanigheid bezocht ik in 1979 als achttienjarige het Binnenhof. De Tweede Kamer was nog gevestigd in de oude zaal, en vanaf het balkon was ik getuige van een slaapverwekkend debat van de kamer met minister Ginjaar, uiteraard over de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne. Die kwam immers uit zijn koker. We kregen een mooie ontvangst op de VVD-burelen door toenmalig fractievoorzitter Koos Rietkerk, en we mochten kennis maken met mensen als Ad Ploeg – herinnert U zich hem nog? Ik stak er die dag mijn allereerste sigaret op – en daarmee was het ook de eerste dag van een in totaal 9 jaar durende rookverslaving. En die gevoegd bij al mijn andere afhankelijkheden.

Veel later bezochten mijn oudste dochter Jantine en ik de nieuwe parlementszaal tijdens de Algemene Beschouwingen – het zal niet lang na de millenniumwisseling zijn geweest. En in 2010, met beide dochters, betrad ik de Ridderzaal èn de zaal van de Eerste Kamer, in het kader van de Open Monumentendag. Een nuttig stukje opvoeding, al zeg ik het zelf. Het heeft Jantine in ieder geval ertoe gebracht om politiek actief te worden – althans zo gaat de mare.

Het Binnenhof en de Hofvijver

Voor cultuur kon ik altijd terecht in de residentie. Het begon in 1970 in de Apollo-bioscoop aan de Spuistraat met De Aristocats – en noem dat maar eens geen cultuur. Vele films zouden nog volgen, onder andere in Metropole Tuschinsky op de Carnegielaan, in Tuschinsky Buitenhof en in Babylon. En het Filmhuis aan het Spui natuurlijk. Maar het aantal concerten in Den Haag zou het aantal films ruimschoots overstijgen. Neem maar de 1988-, de 1991 en de 1992-edities van het North Sea Jazz Festival, toen nog in het Congresgebouw in Den Haag. Alle dagen werden bezocht – een ware slijtageslag die de echte jazzliefhebber er maar wat graag voor over had. Op maandag nam ik dan steevast vrij, om te herstellen van de doorstane ontberingen.

Alle jazz-groten-der-aarde heb ik er mogen aanschouwen – en nog beter: aanhoren. Van Cab Calloway tot Lionel Hampton. Van Oscar Peterson tot Miles Davis. Van Ray Charles tot The Blind Boys of Alabama. Van George Benson tot de Brecker Brothers. Van John Lee Hooker tot BB King. Need I say more? Ik voelde mij als een vis in het Noordzeewater, of zoals de Fransen zeggen: like a kid in a candy store. Op zaterdag 11 juli 1992 trad in een uitverkochte PWA-zaal Roberta Flack op. En zachtjes bracht zij mij om zeep met haar lied, vertelde zij mijn hele leven met haar woorden. Maar dat niet alleen. Op een haast buitenaards relaxte en tegelijkertijd immens indringende manier zong zij ‘Feel Like Making Love’ – en het mannelijk gedeelte van de audience wilde haar uitnodigende ontboezeming met graagte beantwoorden. Maar ja dat kan natuurlijk niet hè? Toch veranderde het voorval mijn hele leven. Lang verhaal kort: 9 maanden en 2 dagen later werd mijn oudste dochter Jantine geboren. Toeval? Bestaat niet, volgens sommigen.

Roberta Flack, met haar in het oog springende zonnebril

Ook andere optredens in Den Haag waren onvergetelijk. Carlos Santana brak de PWA-zaal af in 1989. Harry Connick jr deed datzelfde jaren later met zijn big band. Herman van Veen was magistraal in de Koninklijke Schouwburg. Gitaarveteraan Jan Akkerman zette Het Paard op zijn hoofd. New Cool Collective gaf een swingende show op het Plein. Het Haags Residentieorkest verzorgde speciaal voor mij twee Hofvijverconcerten. En in de Grote Kerk, in de kerstperiode van 2008, schitterde het pas 12-jarige ontluikende talent Lianne de Haan in de Notenkraker, een gecombineerde ballet- en musicalvoorstelling georganiseerd door De Dutch Don’t Dance Division. We zouden later nog heel veel van haar horen.

Tja en dan tenslotte de sport – want uiteindelijk moet dit ook weer een hardloopverhaal worden, en daarvoor is een fatsoenlijk bruggetje onontbeerlijk. Schaatsen op Hokij in de Houtrust, zwemmen in Overbosch en in het Golfslagbad, bowlen en shufflepucken op de Palace Promenade: zomaar een greep uit mijn repertoire van actieve sportbelevingen in Den Haag. And last and aftermost de City-Pieâh-Cityloop die ik in 2014 voor het eerst had verhapstukt (bron: Arranraja). Aan dat Haagse Hardloopdebuut zou ik op zondag 8 maart 2015 een vervolg gaan geven.

Het was een stralende ochtend, en mijn lief en ik wandelden monter naar het beeldschone Goudse station. Een klein beetje vermoeid waren wij nog: op de zaterdagavond hadden wij twee films verhapstukt in het Goudse Filmhuis, waar Elfriede eens in de twee weken dienst doet achter de bar. Ook een horeca-klus dus: ergens zijn we wel uit het zelfde hout gesneden. Inside grapje: ik mag na sluitingstijd altijd met de barjuffrouw mee. En voor het eerst ging mijn kersversche barjuffrouw mij vergezellen bij een hardloopfestijn. Vanzelfsprekend zou zij mij een aantal uren moeten missen terwijl ik mijn 21.1km ronde door de Residentie deed. Maar dichtbij het Malieveld ligt de binnenstad met de nodige boekwinkels – en dat is spekkie naar Elfriede’s bekkie. Zij zou zich in die tijd wel vermaken, zo stelde ik mij gerust. Vorig jaar hadden Lianne en haar vriend Luc mij op eenzelfde manier bijgestaan. En ook zij hadden in de ‘verloren’ uren de verleidingen van de Haagse binnenstad niet kunnen weerstaan.

De Intercity naar Den Haag Centraal was behoorlijk gevuld met hardlopers. En op het station was het al helemaal een drukte van belang. De instroom van halvemarathonners werd er vermeerderd met de uitstroom van 5- en 10-km lopers die trots met hun medailles omhangen de treinen naar huis opzochten. In het gewoel ontdekten wij Goudse Runner Ad, die zojuist de 10 kilometer had voltooid, en niet wist hoe snel hij uit Den Haag moest wegkomen. Ook wij ontvluchtten snel het station en begaven ons langs alle ministeriële hoogbouw richting Café Van Beek, gelegen naast het markante stadhuis van Den Haag, bijgenaamd het IJspaleis vanwege zijn witte kleur. Daar trakteerden wij onszelf op koffie met cheesecake, en wachtten wij op wat komen ging.

Na nog een tweede koffie spoedden wij ons richting Malieveld, het start- en aankomsttoneel van de CPC. Op het veld was een veelheid aan witte tenten opgericht – en stiekem dacht ik terug aan het Introductiekamp van de plaatselijke HTS waar op Kamp Fellenoord in Drunen een soortgelijke tentenopstelling viel waar te nemen. Snel kleedde ik mij om – weer veel te warm natuurlijk – en gaf mijn tas met persoonlijke eigendommen aan mijn lief. Omdat ik te krenterig was geweest om te betalen voor de tasseninname zou zij de gehele middag met mijn zooi moeten zeulen. Verliefd en toegewijd als zij was aanvaardde zij blijmoedig deze zware taak.

Malieveld en Koekamp (onder)

Tussen twee zenuwplasbeurten in Dixiland in liep ik mij warm op de Koekamp, een naast het Malieveld gelegen stuk groen. Ik sjouwde er een heel eind richting de Utrechtsebaan en stelde vergenoegd vast dat de lichte kuitblessure, die ik een week eerder had opgelopen, mij geen parten meer speelde. Gisteren had ik nog licht getraind op de Geluidswal in Gouda, en ook daar had de kuit zich rustig gehouden. Het zag er naar uit dat ik ongehinderd mijn 21.1 kilometer zou kunnen lopen.

Volle concentratie bij het warmlopen

Gezien mijn eindtijd van vorig jaar, gevoegd bij mijn verwachtingen voor dit jaar, was ik ingedeeld in de derde en laatste startgolf. Na nog een bemoedigende knuffel van mijn barjuffrouw betrad ik het startvak. Het was er een drukte van belang, en ik doodde de tijd met kletspraatjes met een ieder die daar (al dan niet) voor open stond. Met een schuin oog hield ik intussen de ballonnetjes van de 2-uur haasgroep in de gaten: ik wilde eens kijken hoelang ik dat clubje zou kunnen volgen. Men kan zeggen dat dit buitengewoon overmoedig was, maar ja proberen lukt altijd zullen we maar zeggen. Geheel ongetraind voor zulk een monsterafstand was ik overigens niet: nog geen week tevoren had ik ruim 18 kilometer gedraafd in pakweg 105 minuten. Met Elfriede aan mijn zijde – op de fiets welteverstaan.

All set

Direct na de volkomen overspannen opwarmwaanzin begon mijn blaas opnieuw te protesteren. Er moest iets gebeuren, en snel. Heel even, vlak voor de startstreep, veronwaardigde ik mij zelf volkomen en leegde ik en plein publique mijn blaas tegen een afrastering. Wat moest dat moest, heel sneu voor al diegenen die ongewild van dit onsmakelijk tafereel getuige waren. Mijn oprechte excuses hiervoor. Onmiddelijk daarna overschreed ik met ternauwernood opgetrokken hardlooptights de startmatten. Mijn tweede CPC-beproeving was begonnen.

De start op de Koningskade

Twee obstakels dienden zich direct na de start aan. Om te beginnen was er de doordringende sigarenlucht van een stel VVD-ers, die op de Koningskade campagne aan het voeren waren voor de Statenverkiezingen van tien dagen later. Um Gotteswillen, alsof ik dáárdoor zou wederbekeren tot het (neo)liberalisme. Vervolgens was er de brug richting de Javastraat waar door het trechtereffect een enorme opstopping ontstond. De gemoederen raakten direct verhit, en mijn vocabulaire aan vloek- en scheldwoorden werd binnen luttele minuten enorm uitgebreid. En dat waren géén woorden in de categorie ‘sakkerloot’ en ‘potverdriedubbeltjes’. Na veel geduw en getrek stampte ik uiteindelijk de nauwe Javastraat in – maar het contact met de haasgroep was vanaf dat moment reddeloos verloren.

Gelaten koos ik maar een rustig tempo: in deze drukte konden toch niet al te veel potten worden gebroken. Het peloton passeerde The Shillelagh, de oudste Ierse pub van Den Haag. Deze pub frequenteerde ik in de negentiger jaren, vooral vanwege de prachtige live-muziek die daar geregeld ten gehore werd gebracht. En natuurlijk ook vanwege de vele pints of Guinness en Murphy’s Red. Iets verderop keek ik naar links en ontwaarde ik het imposante Plein 1813, met het monumentale monument ter nagedachtenis aan de overwinning op Napoleon en daarmee het einde van de Franse tijd in Nederland. Intussen hield ik mijn ademhaling goed onder controle en zorgde ik ervoor zo zuinig mogelijk te lopen en tegelijkertijd de tramsporen goed in de gaten te houden.

Het Vredespaleis toen Tobatleet nog héél jong was

Op de Carnegielaan, in gestrekte draf om het Vredespaleis, vond ik aansluiting bij een groepje Haagse Roadrunners. Fijn dat ze een oud-Zoetermeerse Roadrunner zo liefdevol in hun midden opnamen. Bij deze mensen vond ik de zo broodnodige rust in al die lopersdrukte. Zo schreden wij voort over de Groot Hertoginnelaan, langs diverse ambassades en andere sjieke panden met vooral veel advocatenkantoren. Het tempo lag heel strak – Roadrunners kunnen dat immers heel goed. Via de Beeklaan – vooral bekend doordat Vadertje Drees daar zijn laatste levensjaren sleet – kwamen we op de Valkenboslaan en passeerden wij het Regentessekwartier waar Opa en Oma De Haan ooit woonden. Na bijna 6 kilometer, bij het Esso-station, sloeg de meute rechtsaf de Loosduinse Kade op en ontstond er eindelijk wat Lebensraum.

Drankpost op de Loosduinse Kade

Bij de drankpost vlak na de bocht pakte ik twee bekertjes water aan en nam ik even de tijd om die rustig naar binnen te werken. Hiermee nam ik – onder dankzegging – afscheid van de Haagse Runners en ging ik mijn eigen weg. Plotseling klonk van achteren ‘Hoi Peter’. Verstoord keek ik om, en daar kwam Goudse Runner Nico in zijn kanariegele shirt voorbijstampen, met een pasfrequentie die aan het absurde grensde. Even besprong mij de gedachte om bij hem aan te sluiten, maar al snel zag ik er het kans- en hopeloze van in. Langzaam maar zeker verwijderde Nico zich van mij – en opnieuw was ik alleen op de wereld in een immense lopersmassa.

Na enige tijd passeerde ik Begraafplaats Oud Eik en Duinen, en even dacht ik terug aan het moment in 2007 dat ik een bovenwoning op de Kamperfoeliestraat kon betrekken, met topuitzicht op de vele graven. Uiteindelijk ging de deal niet door, doordat de eigenaar de woning plotsklaps verkocht. Misschien was dat maar beter ook want wellicht zou ik heel erg versomberd zijn geraakt door die continue morbide aanblik. Enfin, genoeg gezeverd daarover. Na ook de zerken op Nieuw Eik en Duinen voorbij te zijn gesneld vond ik opnieuw aansluiting – nu bij een dame gehuld in paardenstaart en een roze hotpants-pakje. Eigenlijk dacht ik dat die rage in de jaren zeventig definitief tot stilstand was gekomen, maar blijkbaar stak het af en toe weer de kop op. Het paste in ieder geval wel goed bij mijn nostalgische gevoelens jegens Den Haag. Met haar zou ik de komende kilometers wel door kunnen komen, zo bedacht ik mij.

Na de bocht rechtsaf de Groen van Prinstererlaan op begaf het loperspeloton zich weer een beetje richting de kust. Hotpants en ik hielden het tempo kort en strak – gelijk haar loopbroekje. Het leidde de aandacht af van de zware opgave waartoe ik geroepen was, en voordat ik het wist bereikten wij het 10km-punt op de Daal en Bergselaan. Hier, bij de tweede drankpost, voltrok zich het tegengestelde scenario als bij het eerste laafpunt. Hotpants gaf aan het rustiger aan te willen doen en liet mij node gaan. Vervuld van bittere teleurstelling vervolgde ik mijn weg richting de Segbroeklaan. Deze laan is zo breed dat ik het mij zelfs kon permitteren om seconden lang met gesloten ogen te lopen, genietend van de vrijheid. Met een onbedaarlijke glimlach passeerde ik de brug over het Verversingskanaal (echt waar) en snelde ik via Houtrust het Statenkwartier binnen.

Eindelijk was er weer beschutting, door de hoge bomen op de Van Boetzelaerlaan. Ook hier was weer een drankpost, ditmaal inclusief stukjes fruit, en ik liet het mij andermaal goed smaken. Ik passeerde een loper gehuld in berenpak. Waarom in vredesnaam, vroeg ik mij af. Alsof het al niet warm genoeg was door de inspanning. Ieder zijn of haar meug moeten we dan maar denken. Op het kruispunt met de Statenlaan knalde ik bijna tegen een man met een Babboe bakfiets op, die meende in de drukte wel even te kunnen oversteken. Nu kwam mijn vernieuwde vocabulaire scheldwoorden goed van pas. En ook anderen gaven luidkeels blijk van hun ontstemming. Lichtelijk geirriteerd vervolgde ik mijn weg richting de Scheveningse Haven. Daar passeerden wij de plek waar 20 jaar geleden, in de Marinesociëteit, wij en-grande-famille het 35-jarig huwelijk van mijn ouders vierden. Voor die gelegenheid had ik het bescheiden hitje ‘Dromen zijn Bedrog’ omgeschreven naar een compleet nieuwe versie. Sorry Marco Borsato, sorry Leo Driessen – ooit zal ik het goedmaken met jullie.

Tobatleet na ca 15km

We naderden inmiddels het 15km-punt, en op de Vissershavenweg liet ik mij gewillig fotograferen door de kiekjesmaker-van-dienst. Met een kleine klim bereikten wij de Strandweg en keken wij eindelijk uit over de Noordzee. Lopend langs de kust in Noordelijke richting voelden we dat de weg lichtelijk omhoog begon te lopen, geen sinecure na ongeveer driekwart van de wedstrijd. Maar de uitblik over de zee, die overigens naar een plaatselijk jazzfestival is vernoemd, vergoedde veel. En daar was warempel ook de Pier te zien – een toonbeeld van architectonische wansmaak en verval. We passeerden de plek vlak bij het Seinpostduin, vanaf waar in 1995 op Bevrijdingsdag mijn vader en ik getuige waren van een fraaie airshow van oude gevechtsvliegtuigen. Een gelegenheid waarbij hij de nodige marinemakkers tegenkwam en met hen bijpraatte. Het was goed hem zo te zien. Bij hetzelfde Seinpostduin moest ik even denken aan het prachtige Panorama Mesdag, waarin het imposante schilderij van deze negentiende-eeuwse meesterschilder een betoverende aanblik biedt. Alsof je daar zelf op het duin staat, maar dan in 1880 of zo. Elke keer weer als ik daar ben raak ik in vervoering, en ook mijn gevolg houdt het dan niet droog.

De Strandweg

Maar veel tijd voor vervoering had ik nu niet. Vlak voor Sea Life (v/h Golfslagbad), met het Kurhaus in zicht, schoot het peloton rechtsaf de Strandweg af voor de terugkeer naar Den Haag. Er wordt altijd gezegd dat het vanaf daar tot aan de finish langzaam naar beneden loopt, maar dat moet worden bestempeld als fake-news. Tussen Holland Casino en de Pathé Megabioscoop door snelde ik de Badhuisweg op, langs het Circustheater. Ook al een plek met voor mij de nodige historie. Ooit zag ik er de Sissi-musical en kreeg ik er een heuze drum-clinic van niemand minder dan Golden Earring’s Cesar Zuiderwijk. Nu was het eigenlijk alleen maar een landmark in de laatste helse kilometers richting dat verrekte finishvod op het Malieveld.

Op de Parklaan, vlakbij Madurodam, ontwaarde ik plots Eugénie, mijn oud-collegaloopster bij de Roadrunners Zoetermeer. Ik passeerde haar, en werd getrakteerd op haar brede glimlach. Het was verleidelijk bij haar te blijven in het laatste stuk, maar het snelheidsverschil was toch iets aan de hoge kant. Dus ging ik voort, op mijn tanden bijtend om het tempo vast te houden. Vlak na het Hubertusviaduct kwamen we langs het voormalige gebouw van Interpol, waar ik ooit bij hoge uitzondering met een aantal studiegenoten een bezoek aan mocht brengen. Inclusief rondleiding. Ook dit gebouw met zijn altijd welige plantengroei op de buitenmuren was nu alleen nog maar een oriëntatiepunt voor mij in mijn lijdensweg.

Tobatleet in de laatste kilometers

Als je op de Raamweg bent, heb je de luxe om de Hoftoren in de verte te zien. Dit markante gebouw vormt een perfect richtpunt voor de inmiddels uitgemergelde loper. Want het leek maar steeds warmer te worden. Op een aantal plekken langs de kant van de weg moesten lopers worden verzorgd, en klonk er telkens het onheilspellende geluid van ambulances. Nooit een goed teken natuurlijk. Na nog een ellenlang stuk waarbij de Hoftoren maar niet dichterbij leek te komen, arriveerden we dan eindelijk bij het Provinciehuis en sloegen we even later linksaf de Boorlaan in, het Malieveld op.

Met nog een flinke sprint (waar haalde ik dát nou weer vandaan) overschreed ik de finishlijn in een nettotijd van 2:06:05. Voorwaar niet gek na een periode van relatieve duurloopstilstand: uiteindelijk had ik heel vlak en sterk gelopen na de door omstandigheden te langzame start. Direct moest ik in de remmen, want vlak voor mij stond een ambulance in de looprichting. Achteraf bleek deze hulpwagen te zijn uitgerukt voor een loper die vlak na de finish een hartstilstand had gekregen – en die dit helaas uiteindelijk niet had overleefd. Geïmponeerd en ietwat bedrukt door de aanblik sjokte ik langs de achterkant van het Malieveld het tentenkamp weer op. Hier kreeg ik een flaconnetje sportdrank en een fraaie medaille uitgereikt, als blijk van waardering voor de geleverde tour-de-force.

Mijn welverdiende loon

Nu was het nog even wachten op de hereniging met mijn lief. Net zoals een jaar tevoren met Lianne en Luc liet dat even op zich wachten, waardoor mijn bezwete loperslijf door de kou bevangen dreigde te raken. Even overwoog ik om naar de organisatie te stappen voor een stuk aluminiumfolie, maar juist op dat moment kwam mijn barista monter op mij afgestapt met een rugzak vol droge kledij. Het leed was op slag geleden, en met een brede glimlach liet ik na het omkleden de gelopen nettotijd op mijn medaille graveren. Tevreden maar voldaan sjokten twee tortelduiven samen het Malieveld af. In tegenstelling tot vorig jaar lieten wij ons niet verleiden tot een bezoek aan de plaatselijke Kentucky Fried Chicken. En dat was maar goed ook: ik kwam daar destijds na de maaltijd amper meer de trap af vanwege de aanslag die de CPC toen op mijn bovenbenen had gepleegd. Luc en Lianne moesten mij naar beneden helpen – een bijster gênante vertoning kan ik mij herinneren.

Een tevreden, weer opgewarmde Tobatleet

In alle rust en waardigheid verlieten wij de stad die destijds zo mooi door Harrie Klorkestein en Tante Lien bezongen was. In de trein terug naar onze geliefde woonplaats raakten wij nog in gesprek met Faisal. Deze ICT-specialist uit Utrecht had de CPC voor het eerst gelopen, en hij was daar nog zwaar van onder de indruk. Net zoals ikzelf trouwens. Met een brede glimlach namen wij op Station Gouda afscheid en wandelden Elfriede en ik richting ons liefdesnest, niet geheel toevallig langs drommen in het zwart gestoken kerkgangers. Want ook die moeten op zondag hun uitstapje hebben – zo staat het geschreven.

Eén reactie

  1. Ja, ik ben eindelijk over de finish! Een flinke tijd na zonsondergang en nóg uitgeputter dan de scribent annex hardloper Echter heb ook ik genoten onderweg van een wederom ouderwets interessant verhaal. Het was af en toe lachen geblazen. Driewerf hulde daarvoor en ga door met het produceren van soortgelijke pareltjes

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.