Mirakelspel in Nieumeghen

Geplaatst door

Werktitel: Seven Hills at One Fell Swoop

Dit opstel over een loopje ergens in het oosten van ons land begint vreemd genoeg in Parijs. Op 13 november 2015, twee dagen voor het Zevenheuvelenspektakel, voltrok zich in de Franse hoofdstad een horrorscenario. Gewapende jihad-fanatici schoten hun magazijnen leeg op onschuldig publiek. Het trof voetbalfans die op de wedstrijd Frankrijk-Duitsland in het Stade de France waren afgekomen. Het trof cafégasten die de terrassen van een aantal uitspanningen in het XIe arrondissement bevolkten. Het trof maar liefst 93 muziekliefhebbers die in de Bataclan getuige waren van een concert van Eagles of Death Metal. Als ratten in de val werden ze koelbloedig vermoord. Meer dan 130 doden en bijna 400 gewonden waren te betreuren op deze pikzwarte avond in het voormalige Lutetia.

Eagles of Death Metal – wat een apocalyptische naam trouwens na die kogelregens in het pittoreske theater. Death Metal is in de jaren tachtig ontstaan uit de trash metal en de hardcore punk, nou dan weet U het wel. Naar verluidt speelt de band niet ècht death metal, maar eerder garage rock – een genre dat ietwat neigt naar protopunk, punk en indierock. Deze info wilde ik U beslist niet onthouden. Ook ik was al eens naar een concert van Eagles geweest, maar dat was nog in de tijd dat hun muziek veel zoetsappiger klonk en ze zich nog niet op het ruigere werk hadden gestort. U weet wel, toen het nog over een ‘Peaceful Easy Feeling’ ging, met dank aan Glenn Frey en Jack Tempchin. Maar dit alles terzijde.

No Death Metal here

De aanslagen in mijn favoriete buitenlandse stad hadden een enorme impact op mij, als pacifist in hart en nieren. BTW dat laatste wist U toch al? Van mijn pacifistische inborst? Anders stamp ik het er bij U nog wel even in. Maar naast dat alles gebeurde er nóg iets triests en angstaanjagends. Op woensdag 11 november was mijn moeder – na het opstaan uit haar sta-opstoel – duizelig geworden en hard op haar hoofd gevallen. Gevolg: een breuk in de nek – iets met de atlas en de draaier, en tamelijk gecompliceerd. Ze moet binnenkort geopereerd worden, maar gezien haar broze toestand zal dat een hachelijke onderneming zijn. Haar situatie wordt van uur tot uur gemonitord: ze ligt nu in het LUMC met een brace om haar nek en ze is buitengewoon mismoedig om het maar eens eufemistisch uit te drukken.

Tot zover de berichten uit de ziekenboeg. Temidden van – en als afleiding van – alle emoties stond er maar weer eens een uitdagende loop op het programma. Een loop die hopelijk mijn aandacht zou afleiden van alle sores – ook al was het maar voor heel even. Uiteraard zouden we al onze hotlines naar Leiderdorp open hebben staan op de wedstrijddag, en we hoopten er maar het beste van.

Vorig jaar had ik mijn debuut gemaakt op de Zevenheuvelenloop. Dit debuut had ik verdiend door aan een grote Looptijden-sweepstake mee te doen. Een aantal tickets voor het festijn werd op dat platform verloot, en het geluk dat mij al zo’n tijd lang in de steek had gelaten lachte mij weer eens vrolijk en zonnig toe. De loop zelf verliep onder regenachtige en gure omstandigheden, waardoor ik de mooie tijd van een week daarvoor (1:19:17 tijdens de Klaverbladloop in Zoetje) niet wist te evenaren of te ondertreffen. Maar met 1:23:23 was het een zeer geslaagde vuurdoop geweest daar in Nijmegen en aanpalende landerijen. Mooi detail: tussen beide 15km-lopen had ik op een grauwe dinsdagochtend Elfriede leren kennen. Een grauwe ochtend waarop ineens de zon met overweldigende kracht begon te schijnen. En dat doet ie tot op de dag van vandaag.

En nu dus editie nummer twee van het Zevenheuvelenfestijn, nota bene als loper in het eerste team van UWV. Iets om uiteraard retetrots op te zijn. Voor de nodige morele support jegens haar tobloper had mijn kerschversche huisgenote en levensgezel aangekondigd met mij de barre reis naar het oosten te maken. En daar was nóg een reden voor. Elfriede’s goede vriendin Anita zou deze dag uit het nabijgelegen Gendt komen afzakken om ons bij te staan. Monter sprongen wij op de bewuste zondagochtend uit ons liefdesnestje en bereidden ons voor op wat komen ging. U weet zo langzamerhand wel wat dat bij mij inhoudt. Gezien het storm- en mogelijk regenachtige weer moest de sporttas worden volgeladen met verschoningen. Op een verkoudheid (of erger) als gevolg van natte kledij zaten wij gezien onze wat sombere omstandigheden bepaald niet te wachten.

Het was 15 november vandaag – vooreerst en vooral is deze dag de verjaardag van mijn jongste dochter Lianne. Precies negentien jaar geleden, om acht voor half vier midden in de nacht werd zij geboren – enige jaren geleden wilden Lianne en ik nog wel eens opblijven opdat ik haar op het moment suprème kon feliciteren. Later besloten we om dit voortaan des middernachts te doen – een wat christelijker tijdstip so to speak. Elfriede en ik zouden haar op een later moment in de maand gaan bezoeken op haar studentenflat in Utrecht, in het schilderachtige Overvecht. Met een fraai cadeautje voor de jarige, en de deal was al gemaakt dat Lianne en ik samen een feestelijk maal zouden gaan bereiden voor een ieder die op dat moment van de partij zou zijn.

Op het pythagoreske Goudsche stationnetje hadden zich al heel wat lopers uit de regio verzameld. Zo stond daar – monter en opgewekt – Koert op het perron. Een nare blessure had hem lang aan de kant gehouden, maar dat leed was inmiddels geleden. En dus kon deze uitermate amicale GGZ-psycholoog zich opmaken voor een mooie uitdaging daar in Nijmegen. Zo stond daar Martijn – deze al even amicale Goudse Runner had het Zevenheuvelenspektakel als trainingsloop voor zijn eerste marathon in de agenda opgenomen. Speaking of which: ook ik heb de knoop doorgehakt en heb zonder overleg met wie dan ook besloten dat ik in het voorjaar van 2016 mijn eerste marathon ga verhapstukken (bron: Arranraja). Niets of niemand kan en zal mij meer van dit snode plan afbrengen, het is alleen nog maar de vraag wanneer en waar het festijn gaat plaatsvinden. Slechts twee locaties zijn – na ampele overweging – op de shortlist beland: Rotterdam op 10 april en Leiden op 22 mei. De komende tijd zal ik mij over dit vraagstuk buigen, dat beloof ik U, maar eigenlijk beschouw ik de Zevenheuvelenloop 2015 ook al als trainingsloop. Regardless of het Rotjeknor of Leiden wordt.

Anno 2016 hopelijk wel

Het was weer als vanouds knokken om een plekje in de trein te bemachtigen. Vooral als je met z’n tweeën bent is dat geen sinecure. Maar na enige klapjes dwarsuit en wat dreigementen ontstond ineens – als door het splijten van de Rode Zee – een tweetal vrije plekken naast elkaar. Vergenoegd namen Elfriede en ik plaats, en monsterden wij de twee personen die tegenover ons waren gezeten. Het waren twee al wat oudere lopers, die uitgebreid aan het verhalen waren over hun talloze voorgaande edities van het Zevenheuvelenfestijn. Van hen leerde ik dat je op het eerste stuk van ongeveer 5 kilometer de rem er op moet houden, omdat je na de Zevenheuvelen anders niet goed in staat zou zijn om het tempo erin te houden bij de afdaling naar de Keizer Karelstad. Ik hoopte maar dat deze wetenschap nog in mijn frontale kwab zou zitten als ik die eerste kilometers zou attaqueren.

Gelukkig had de NS treinen ingezet die direct van Rotterdam via Gouda naar Nijmegen reden. Na een zorgeloze reis arriveerden wij op het Nijmeegse station alwaar het een drukte van belang was. Behoedzaam schuifelend in de menigte atleten bewogen wij ons door de poortjes heen  richting het stationsplein. Daar zou de ontmoeting met Anita plaatsvinden. Ons was inmiddels ter ore gekomen dat zij de weg van Gendt naar Nijmegen te fiets zou afleggen – geen sinecure gezien de almaar straffer wordende wind en de inmiddels gestaag neerzeilende regen. Voor mij was het de eerste keer dat ik deze bikkel zou treffen. Na een tiental minuten wachten spotte Elfriede haar vriendin en kon de begroeting plaatsvinden. BTW Gendt is de meer chique versie van het Vlaamse Gent, maar dat wist U ongetwijfeld al.

Gezellig keuvelend liepen wij vanaf het stationsplein richting de Nijmeegse binnenstad: het was immers nog veel te vroeg om richting startvakken te gaan en een versnapering was ons drieën wel welkom. Behendig ontweken wij de Zevenheuvelen Expo, een commerciëel gedrocht dat door de organisatie als een enorme fuik tussen station en Keizer Karelplein was geplaatst. Een aantal grote tenten waarin allerlei sportspullen voor woekerprijzen te koop werden aangeboden. Ietwat natgeregend betraden wij Grand Café Du Commerce – en deze naam deed mij haast onbedaarlijk glimlachen. Toch in de commercie gefuikt dus. Door mijn kerschversche kennis Anita nota bene. Toch had ze een mooie plek uitgekozen. We lieten ons de koffie en het gebak goed smaken terwijl Anita en ik nog wat onwennig aan elkaar snuffelden. Trouwens, het was toch wel een raar gevoel om twee dagen na ‘Parijs’ weer een café in te duiken. Het deed me denken aan de Faro-ramp op 21 december 1992: daags na dat afschuwelijke vliegtuigongeluk vlogen mijn toenmalige partner en ik naar Toronto voor een kerstvakantie bij mijn toenmalige schoonouders. Het betekende een enorme terugval in het managen van mijn vliegangst, temeer daar de trip ook nog eens vier vluchten behelste: zowel op de heen- en terugreis werd in Parijs overgestapt.

Het was gezellig en warm in het Nijmeegse café. Maar aan alle mooie dingen komt helaas een eind, nietwaar? Om half een des middags verlieten wij Herberg Du Commerce en begeleidden de twee dames mij onder moeder’s stormparaplu naar de omkleedlokatie: de parkeergarage van de Rabobank die aan het Keizer Karelplein was gevestigd. Een topbank, dus ook een toplokatie. Ideaal voor een tobatleet om zijn kleding af, en later weer aan, te pellen. Geëmotioneerd namen wij afscheid: een uur of drie later zou alles duidelijk zijn. Voorzichtig daalde ik af in de catacomben van de Rabogrot, terwijl de dames op een drafje linea erecta weer naar de binnenstad snelden. Op weg naar nieuwe versnaperingen, en ongetwijfeld ook nieuwe aankopen. De verlokkingen van de binnenstad hè?

Gelukkig was het warm in de parkeergarage. Ik nam plaats aan één van de grote tafels (ze leken wel geleend van de Bierfesten in München) en begon mij uiterst rustig te verkleden. Over de loopkledij werd een truitje van John Cabot (huismerk Albert Heijn) aangetrokken. En daar weer overheen een – gezien het weer – stemmig grijs Komo-jasje Daarna bracht ik de nodige doping in en monsterde mijn loopgenoten die zich elk op een eigen manier aan het voorbereiden waren. Maud uit Leiderdorp keek voortdurend in een spiegeltje of haar haar en make-up nog wel goed zat. Voor Ineke uit Hoek was de kledingkeuze blijkbaar een heel stressvolle gebeurtenis: tot en met het sportbehaatje was het duidelijk, maar wat daar overheen moest worden aangegord gaf meer twijfels. Sjeng uit Gulpen probeerde zijn vriendin Fiene uit Slenaken te bellen, maar kwam er al snel achter dat het mobiele bereik ondergronds stukken slechter was dan bovengronds. En zo had ieder zo zijn of haar eigen bezigheden en/of sores.

Keizer Karelplein

Het werd zo zoetjesaan tijd om de warme Rabostal te verlaten en richting startvakken te trekken. Na een hevig opluchtend bezoek aan de eerste de beste kruiskopdixi hobbelde ik in de menigte over het Keizer Karelplein langs de Vereeniging. Ooit bezochten mijn Zoetermeerse buurman Fred en ik daar een zinderend concert van onze saxdiva Candy Dulfer. Later was het gebouw het start- en finishtoneel van de door mij in 1995 gelopen Vierdaagse. Een triomftocht over 200 kilometer samen met mijn neef Michael – ik schreef er vorig jaar al over. Gezellig keuvelend met Karel de Groot, een plaatselijke loper, bereikte ik via de Sint Annastraat de Indische buurt alwaar de startvakken voor het gepeupel waren ingericht. U moet weten: voor de elite zijn er de startvakken op de brede Groesbeekse weg, voor de lopers met een snelheidsbeperking zijn er de smalle straatjes in het Indische Kwartier. Kassian, zou Tante Lien zeggen, en gelijk heeft ze.

Over het verblijf in het startvak in de Celebesstraat kan ik kort zijn. Het was er guur, en de koude regen miezerde over de amechtig wachtende atleten. Ik vreesde het moment dat achtereenvolgens het Komo-jasje en het John Cabot-pullovertje moesten worden uitgetrokken en in een haag of een hek gehangen. Om niet al te veel te zwelgen in deze erbarmelijke misère knoopte ik maar wat kletspraatjes aan met argeloze personen. Mario uit Nuenen en zijn neef Daniël uit Huizen zagen in spanning uit naar hun debuut op deze monstertocht. Onder het motto ‘gedeelde smart is halve smart’ hadden zij – gelijk Michael en ik destijds – besloten de krachten te bundelen. Zij konden niet weten dat gedeelde smart bij de Zevenheuvelenloop dikwijls dubbele smart is, maar om ze niet te veel te verontrusten liet ik ze maar in hun waan. Jacky uit Hoek, een zeer struise dame met sappig Zeeuwsvlaams accent, vertelde mij dat zij liep voor KWF. Dat had ze niet persé hoeven zeggen: op elk kledingstuk dat deze dame droeg stond dit goede doel vermeld. Ze vertelde dat zij nog niet zo lang geleden twee dierbaren aan die rotziekte had verloren. Ik wenste haar veel sterkte – ook voor deze loop – en startte een korte meditatie volgens het mindemptiness-principe. Heel even dacht ik aan mijn jarige dochter en mijn zo onfortuinlijk gevallen moeder, en ik besloot in de komende anderhalf uur alles te geven voor ze.

En plots zag ik haar. Een buitengewoon opvallende verschijning in de grauwe lopersmassa in de grauwe wijk in het grauwe novemberweer. Het was Mariken uit Nijmegen, of uit Nieumeghen zoals ze zelf benadrukte. Ze was naar eigen zeggen vernoemd naar een plaatselijke loop. Dit Zevenheuvelengebeuren zou een ware thuiswedstrijd voor haar worden. Ze was sober gekleed – een beetje ouderwets zelfs – maar wat mij onmiddellijk aan haar opviel was dat zij een drietal metalen ringen om haar hals en armen droeg. Nieuwsgierig als ik ben vroeg ik haar naar het waarom van deze dracht: die ringen leken mij verduiveld zwaar. Ze veerde op uit haar overpeinzingen, en vertelde mij dat zij die ringen had gekregen van de paus. Wat was namelijk het geval? Zij had meer dan zeven jaren met de duivel gewoond en ‘verkeerd’ zoals dat heet, en ze was uit die situatie ontsnapt met behulp van haar oom die haar van een wisse dood had gered toen diezelfde duivel haar wilde laten vallen. Dat wil zeggen: laten vallen uit de lucht, toen hij een stukje met haar uit vliegen was. Met haar oom was zij vervolgens op een voetreis naar Rome gegaan en de dienstdoende paus had haar daar die ringen voor straf om Mariken’s bevallige hals en dito armen gehangen. Of laten hangen, want daar hebben pausen vast personeel voor.

That’s her

Mariken woonde nu in een nabijgelegen klooster – zo vertelde ze mij vol vuur. Voor de – nu al – liefhebbers van Mariken: https://stadskloostermariken.nl/. Ik vroeg haar wat haar plannen voor vandaag waren. Haar antwoord was even verrassend als ontroerend: zij zou van haar deelname aan deze loop een mirakelspel maken. Daarvoor moest zij – met ringen en al – een eindtijd van onder de anderhalf uur gaan lopen. Voor een debutante met zo’n zware last beslist geen sinecure. Maar slechts onder die voorwaarde zouden – door aartsengel Gabriël – de metalen ringen van haar hals en armen worden verwijderd, want pas dán zou zij door God vergeven zijn. Noot: U denkt waarschijnlijk dat ik dit allemaal maar verzin. Maar niets is minder waar. Het waren háár woorden, opgetekend uit haar mond. Wel heel openhartig van haar, en ik vond het een hele eer dat zij haar verhaal uitgerekend met mij wilde delen.

Ik dankte Mariken voor die openhartigheid, wenste haar veel succes met haar missie en keerde weder in mijzelf, terug in mijn eigen flow. Vlak voor het startsignaal moesten dan eindelijk de buitenste buitenlaagjes worden afgeworpen. Behendig spieste ik Komo en John Cabot aan de scherpe punten van een hekwerk, terwijl ik intussen via het grote scherm op het Sumatraplein getuige was van de finish van de eerste loper. Joshua Cheptegei was zijn naam, afkomstig uit Oeganda, en hij raffelde zijn 15 kilometer af in een belachelijk snelle tijd van 42.39. Daar loop ik zelfs geen 10 kilometer in. Ook vernamen wij dat het bij de vrouwen een spannende affaire zou worden met Nederlandse inbreng: Jip Vastenburg bevond zich in de voorste gelederen. Langzaam liepen wij over het Sumatraplein richting de start vlak voor de Delistraat.

Om klokslag 13:41 overschreed ik dan eindelijk de startlijn en kon mijn tweede Zevenheuvelenloop een aanvang nemen. Op de Groesbeekse weg was het een reuring van belang, immers er waren twee vrouwen in een verwoed gevecht gewikkeld om de eindzege. Plotsklaps zag ik het tweetal voorbijscheuren: een kleine ranke Ethiopische en een iets minder kleine maar even ranke Hollandse. Naar ik later vernam verloor Jip de eindsprint nipt van Yenenesh Tilahun, in intieme kring ook wel Yanneke genoemd. Naar ik mij heb laten vertellen.

Maar nu was het tijd voor mijn eigen race. Het was goed oppassen in de eerste kilometers, want door de novemberstorm lagen er talloze roodbruine herfstbladeren op het wegdek. De woorden van de twee ervaren lopers in de trein echo’den door mijn hoofd: rustig aan doen, dan breekt het lijntje niet tijdens het laatste gedeelte. En ik besloot mij er aan te houden. Dat betekende: rem erop, en aansluiten bij een groepje. Dat laatste had ik al snel gevonden. Een tweetal blonde struise dames van het Radboudumc team liep een voor mij perfect tempo, en ik nestelde mij behaaglijk – en met hun instemming – in hun gezelschap. Birgit en Elisabeth heetten zij, en zij waren beiden hoofdverpleegkundigen. Dat komt goed uit, dacht ik bij mijzelf. Zou mij in deze eerste kilometers iets overkomen, dan was een snelle en adequate eerste hulp èn liefdevolle verpleging gegarandeerd. En met deze geruststellende gedachte zwoegden wij voort richting het 5-kilometerpunt, vlak voor de afslag naar de Derdebaan.

Profieltje

Die vijf kilometers voltrekken zich inderdaad over een laf vals plat – buitengewoon vuil en geniepig. Je merkt het aan je ademhaling: het lukt maar niet om ‘at ease’ te geraken. Eigenlijk is het gewoon een gemene rotklim waar maar geen einde aan lijkt te komen. Er zijn momenten waarop het eventjes uitvlakt maar dat is inderdaad steeds van korte duur. Gelukkig waren er mijn onverstoorbare metgezellinnen die mij bij de les hielden – en vice versa. Opeens werd ik opgeschrikt door een vrouw langs de kant die enthousiast en opgewonden: “Hallo Peter!” riep. Dat kon niet zijn door de naam op mijn startnummer: daar stond alleen maar ‘UWV1’ op. Heel raadselachtig allemaal. En nog steeds – ik schrijf dit een aantal dagen later zo u weet – weet ik bij God niet wie dat was. Ik zweer het bij mijn divisie, mijn regiment, mijn bataljon, ik zweer het op het leven van mijn zoons.

De eerste vijf kilometer werd bedwongen in 27:26. Die meiden hadden goed werk geleverd zeg! Ik dankte Birgit (zij had een Duits accent) en Elisabeth (zij een Frans) en sloop op kousevoetjes van de bevallige deernes weg. Kort na het 5km-punt sjeesde het peloton linksaf de Derdebaan in en was het valse plat voorlopig even voorbij. Rechts ligt het enorm uitgestrekte golfresort van Het Rijk van Nijmegen, links bevindt zich ietwat verstopt in de wouden het honden-trainingscentrum van de Hermandad, waar Wodan, Kazan en Hector tezamen met nog andere vechtherders worden voorbereid op een glanscarrière als dienstblaffer en -bijter. Ik hoopte maar dat ze niet zouden uitbreken, alhoewel: dat had mijn loopsnelheid uiteraard aanzienlijk verhoogd. De drankpost op 6 kilometer liet ik voor wat ie was: ik had geen dorst, was net een tandje gaan versnellen, en ook stonden de gebeurtenissen van vorig jaar mij nog bij. Toen knalde ik in volle vaart tegen een aantal plotseling stilstaande klojo’s op, die wel héél rustig de tijd namen zich te laven. Een dergelijk incident wilde ik mij ditmaal besparen.

Aan het einde van de Derdebaan staat aan de rechterkant de schitterende Bed&Breakfast Rijkzicht. Een prachtig, Anton Pieck-achtig huis met mooie rooie luikjes. Meteen daarna maakt het parcours een haakse bocht naar links en betreedt de meute de gevreesde Zevenheuvelenweg. Hier zou het zaak worden om de inmiddels omhoog gebrachte snelheid vast te houden, ondanks de drie beklimmingen die op het menu stonden. Aan de rechterkant doemde de Canadese oorlogsbegraafplaats op, de Groesbeek Canadian War Cemetery & Memorial. Op een uitgestrekt terrein liggen daar 2.619 Canadese soldaten die sneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nou ja: eigenlijk liggen ze onder dat terrein. Want anders zou het niet zo’n net gezicht zijn denk ik zo. Deze helden hadden hun leven gegeven voor de bevrijding van Nederland, en jaarlijks worden zij met groot ceremonieel herdacht.

The Canadian War Cemetry

Plotseling hoorde ik een hevig gerinkel vlak voor mij, vlak voor aanvang van de eerste beklimming. En plots zag ik haar in de lopersmassa. Daar liep Mariken met haar loden last van dood metaal, en ik kon zó zien dat ze veel te snel gestart was. Het leed geen twijfel dat zij haar inspanning moest gaan bekopen in het tweede gedeelte van de loop. De zweetdruppels parelden van haar gezichtje, en haar ademhaling was onregelmatig. Het was duidelijk dat zij een enorm spreekwoordelijk kruis over de bergen aan het torsen was. Ik vroeg haar of ik haar kon helpen bij deze marteltocht: met groot plezier en dito toewijding had ik haar over deze heuvelen willen hazen. Ze antwoordde mistroostig dat dit een lot was dat zij alleen moest dragen. Als Gabriël zou zien dat ze op enige wijze zou worden geassisteerd, dan zouden haar ringen nooit verwijderd worden. Sterker nog: dan zouden nog drie ringen om resp. haar benen en middel worden aangebracht en zou zij daar voor de rest van haar bestaan mee moeten slepen. Dat wilde ik die arme drommel niet aandoen. Dus na enige troostrijke woorden van be- en aanmoediging vervolgde ik mijn eigen weg over de Zeven Heuvelen. Ik hoopte met heel mijn hart dat ze er alsnog in zou slagen haar mirakelspel te volbrengen en eindelijk verlost te worden van de kwelling.

Dit oponthoud had de nodige tijd gekost zoals U zult begrijpen. Ik besloot me niet teveel te gaan forceren en in plaats daarvan met een gestaag tempo de heuvels te gaan bedwingen. Ook voor mij gold dat ik dit echt alleen moest doen, en dat eigenlijk iedereen dit voor zichzelf moest doen. Alleen ga je harder, samen kom je geen steek verder – dat geldt in ieder geval hier op de Zevenheuvelenweg. Misschien kon ik in de laatste kilometers nog wat van mijn achterstand op het schema van één uur en twintig minuten goedmaken. We zouden het wel zien, dacht ik grimmig bij mijzelf terwijl ik de bergjes één voor één tackelde.

Halverwege de Zevenheuvelenweg zag ik plots een bijzonder kunstwerk staan tussen de weg en het naastgelegen fietspad. Het waren de silhouetten van twee hardlopende figuren, uitgevoerd in roestkleurig metaal, en gemaakt door de kunstenares Marijke van Balen. Navraag achteraf (je doet navraag áltijd achteraf) leerde mij dat dit kunstwerk ‘De Rode Loper’ wordt genoemd. Dit ondanks het feit dat het er twee zijn. En dat kwam dan weer doordat er oorspronkelijk één silhouet hier op de Zevenheuvelenweg zou gaan staan, en de ander in Nijmegen. Maar de commissie Beeldende Kunst aldaar vond het naar verluidt niet mooi genoeg. Stelletje cultuurbarbaren daar in Nijmegen. En dus staan er hier nu twee gebroederlijk naast elkaar.

De Rode Loper(s)

Leuk hè, die weetjes? Je wordt echt een stuk wijzer door het lezen van mijn blogs. Maar nu weer terug naar de race. Vlak na De Rode Loper werd het peloton getroffen door een enorme windstoot uit de linkerflank, waardoor immense hoeveelheden herfstbladeren de weg op werden geblazen. De wat lichtere lopers onder ons hadden het er maar moeilijk mee: ze hadden de grootste moeite om niet aan de rechterflank in het talud te belanden. Ikzelf had net genoeg kritische massa, net genoeg vet aan de botten, om deze windhausse zonder kleerscheuren door te komen.

Hoogtemeters

Na negen kilometer sla je, gadegeslagen door honderden dolenthousiaste toeschouwers, linksaf de Meerwijkselaan op. Even verderop staat dan de tweede drankpost, en hier nam ik heel even de tijd om mij grondig te laven met sportdrank en water. Wel rustig doorlopend natuurlijk, want anders knallen er allemaal atleten tegen je op. En dat wilde ik mijzelf niet aandoen. De weg liep hier eventjes vlak tot aan het 10km-punt – daarna zou de laatste serieuze beklimming richting Berg en Dal een aanvang nemen.

De tweede set van vijf kilometers was verteerd in 26:53, en ik wist eigenlijk al dat het een enorme tour de force zou worden om de 1 uur en 20 minuten te onderschrijden. Om het mij op de klim zo comfortabel mogelijk te maken nestelde ik mij in het kielzog van een man en een vrouw die uitkwamen voor het team van advocatenkantoor Kneppelstock & Co. Hun hardloopkledij was van zwarte wollen stof, vooraan gesloten, met wijde mouwen en een witte geplooide bef. En vooral bij de vrouw vond ik die hardlooptoga reuze spannend staan. Even mocht ik slipstreamen van mezelf, even schuilen achter deze magistrale lopers. De klim over de Postweg is een lange adem-klim van bijna een kilometer lang, waar ook al geen eind aan lijkt te komen. Op driekwart van deze beproeving stond een jonge vrouw met zilverblonde lokken en zwartomfloerste ogen met een ratel in haar hand de atleten aan te moedigen. Een prachtige verschijning op de parkeerplaats van Fletcher Hotel Erica, die mij en mijn confrères net dat laatste beetje benodigde kracht gaf om deze col te bedwingen. Ze maakte wel een gigantische hoop herrie – niet ideaal voor de hoogsensitieve persoon die ik nou eenmaal ben. Ratel voortaan thuislaten, graag. Maar misschien had ze wel heel hard aandacht nodig.

Op de Molenbosweg werd het peloton naar de uiterste linkerzijde van de weg gedreven, het fietspad op: oorzaak: een enorme omgevallen boom die de weg volledig versperde. Was dat nou door die enorme windstoot eerder? Enfin, tijd om daarover te filosoferen was er niet. Behoorlijk vermoeid rende ik de Oude Kleefsebaan op richting Nijmegen, richting de verlossende eindstreep. Er waren nog vier lange kilometers af te leggen. Het juristenkoppel had ik inmiddels achter mij gelaten, uiteraard onder dankzegging voor hun bewezen pro-deo diensten. Nu was het weer aan mij en mij alleen. Ik versnelde andermaal, maar voelde dat het volhouden hiervan een loodzware klus zou worden. Misschien toch nèt iets te snel gestart, zo samen met Birgit en Elisabeth. Nou ja, dat zou ik tijdens de eindevaluatie allemaal wel gaan uitzoeken.

Op de Oude Kleefsebaan ging het langzaam naar beneden. Op kilometer 12 was er verdorie nòg een klein puistje – die kon ik mij van vorig jaar niet meer herinneren. Vlak daarna ging de Oude Kleefsebaan over in de Kwakkenbergweg. Ik had het gezelschap opgezocht van een geheel in het paars geklede donkerbruine paardenstaart – want ik kon wat gezelschap andermaal goed gebruiken. Laten we haar voor het gemak Tinky Winky noemen. Zij was met drie gezworen kameraden aan het Zevenheuvelenspektakel begonnen. Dipsy, Laa-Laa en Po had zij op de laatste beklimming gelost en nu was ze – net als ik – nu ook bezig aan te zetten voor een langgerekte sprint over de laatste drie kilometer.

Tinky Winky en haar trawanten in de Zeven Heuvelen

Ietwat afgunstig keken we op de Kwakkenbergweg naar al die chique villa’s met zwembaden. We passeerden de velden van voetbalvereniging De Trekvogels, en ik bedacht mij dat dat wel een fraaie metafoor was voor een hardloper/wandelaar als ik. Zeker als je De Haan heet. Voortdurend bezig met inspannende trektochten op weg naar ultieme bevrijdingen in de vorm van een finish. Bij het naderen van begraafplaats/crematorium Rustoord trok opeens een onbedaarlijke glimlach over mijn gezicht. Tinky Winky zag het, en vroeg me wat dat te betekenen had. Nog altijd glimlachend vertelde ik haar het verhaal van de crematieplechtigheid van mijn grootvader van moeder’s kant, die plaatsvond in het niet ver van Nijmegen gelegen Beuningen. Vanuit het westen des lands reden mijn ouders, mijn toenmalige partner en ik in één auto, en het gezinnetje van mijn zuster in de auto erachter. Daarbij ook een zuigeling van ongeveer vijf maanden: mijn neef Martijn. Mijn moeder vertelde dat mijn zuster zich zorgen maakte over de mogelijkheid om ter plekke een flesje op te warmen voor Martijn. Zonder na te denken zei ik “als er nou èrgens een plek is waar je een flesje kunt opwarmen dan is het wel een crematorium”. De sombere stemming in de auto sloeg totaal om – er werd gebruld van het lachen en mijn vader reed bijna van de weg. Daarna werd het uiteraard weer ernstig, zoals het hoort. Maar mijn uitspraak is in de familie tot op de dag van vandaag legendarisch.

Gniffelend passeerden we Rustoord – ik kon zelf inmiddels ook wel wat rust gebruiken. Maar de gifbeker was nog niet leeg. Het werd tijd om nog wat meer kolen op het vuur te gooien. Met een vette knipoog nam ik afscheid van Tinky Winky, drukte op de turbo-knop en poefte van haar weg. Ik wist dat ik inmiddels te laat was om onder de 80 minuten te eindigen, maar ik zou mijn huid zo duur mogelijk verkopen. Met een flauwe bocht naar rechts snelde ik de Gelderselaan op, met nog een kilometer te gaan. Vanuit mijn ooghoek zag ik een park ter rechterzijde: het Hengstdal, waar vroeger de Luchtmacht Instructie en Militaire Opleidingen School (kortweg LIMOS) stond. En voor de hoofdingang stond destijds een heuse Republic Thunderstreak straaljager opgesteld, maar die hadden ze inmiddels weggehaald en naar Airborne versleept. Dat laatste veronderstel ik, overigens. En na het park stond daar de langgerekte Sneijderskazerne. Aan de linkerkant stond dan weer een groot gebouw van het Rode Kruis – en ik stelde mij zo voor dat de oorlogsgewonden (of de gewonden door het oorlogje spelen) direct de straat over gesleept konden worden.

De Gelderselaan gaat eigenlijk vloeiend over in de Groesbeekse weg, en ik maakte mij op voor de finale eindstoot. Aan de overkant van de weg zag ik de Delistraat waar ik zo’n anderhalf uur geleden was gestart. En plots hoorde ik wederom mijn naam scanderen. Verstoord keek ik op, en daar stonden Anita en Elfriede als bezetenen hun tobatleet naar de finish te schreeuwen. Ik gaf er nog een flinke snok aan en na een woeste doch meedogenloze sprint overschreed ik uitgeput het finishvod in 1:20:32. Het was volbracht, de strijd was gestreden, het leed was geleden.

Prachtige opbouw
Prachtige opbouw II

Even later kwam ook Tinky Winky zich melden bij de eindstreep. Nog steeds gniffelend beklonken wij onze prestatie met een high-five. “Nog een keer, nog een keer” riep ze opgewonden, maar ik vond het zo wel mooi geweest. Zij bleef nog even staan om haar kameraden binnen te supporteren, terwijl ik genoeglijk richting het Keizer Karelplein sjokte. Halverwege werd mij nog een schitterende medaille om de hals gehangen door een al even schitterende vrijwilligster van de organisatie. Inmiddels was het maar weer eens gaan regenen – en dat terwijl het eigenlijk de hele loop droog was gebleven. Oh what a lucky man I was (vrij naar Emerson Lake and Palmer). Aan de kant ontwaarde ik even later Elfriede die haar levensgezel achterna was gelopen. Ook Anita voegde zich even later in het gezelschap, en gedrieën liepen wij onder moeder’s stormparaplu langs de Vereeniging naar de parkeergrot van de Rabobank.

En daar, in die grot, op die zondagmiddag 15 november 2015, voltrok zich het mirakel. Terwijl ik nog druk bezig was met omkleden kwam Mariken binnen. Nog steeds rinkelend door alle zware metalen die om haar waren gedrapeerd. Zwijgend kwam zij naast mij zitten, en ik vreesde het ergste. Ik durfde het eigenlijk niet te vragen, maar ik deed het uiteindelijk toch. “Heb je…..” en een glimlach brak door op haar gezicht. “Ja Tobatleet” sprak ze, “het is mij met hangen en wurgen en met de hakken over de sloot gelukt: 1 uur, 29 minuten en 53 seconden. Het is volbracht”. Een intense vreugde maakte zich van mij meester en ik omhelsde haar spontaan en hartstochtelijk.

En toen gebeurde het. Een onwaarschijnlijk fel en krachtig wit licht vulde opeens het vertrek, en temidden van dat licht kwam aartsengel Gabriël de parkeergarage binnen. Kompleet met aureool, staf, bazuin en een bosje witte lelies in zijn hand. Ik herkende hem meteen. En of hij nou vloog met zijn vleugels of liep met zijn benen: ik kon het simpelweg niet zien, zo oogverblindend was het licht. Gabriël bewoog zich richting Mariken, sprak een paar onverstaanbare woorden, en zie: de ringen om haar hals en armen begonnen spontaan op te lossen. Dit was het ultieme teken dat God haar vergeven had. Zonder verdere plichtplegingen draaide Gabriël zich om en verliet het pand weer even snel als hij verschenen was. Waarschijnlijk vanwege nog een aantal andere dingen op het to-do lijstje voor deze dag.

Gabriël met bazuin

En daar, in de parkeergarage van de Raiffeisenbank/Boerenleenbank in Nijmegen, brak een bevrijdingsfeest los dat zijn weerga niet kende. Een bruisend feest speciaal voor de jarenlang zo gekwelde vrouw die eindelijk wat van haar leven kon gaan maken. Snel werkte ik nog wat schijfjes leverworst en een paar blokjes kaas naar binnen en verliet het feestgedruis met stille trom. Dit moest tenslotte een feest onder de Nijmegenaren zijn vond ik, en bovendien stonden er nog twee dames buiten in de zeikregen op mij te wachten. En niemand, en zeker ik niet, zit op de toorn van Anita en Elfriede te wachten. Met z’n drietjes liepen we opnieuw naar Grand Café Du Commerce, ditmaal voor een verlate en daardoor copieuze lunch.

Gezeten aan de dis kletsten wij honderduit over de avonturen die wij vandaag beleefd hadden, ofschoon mijn verhaal over Mariken niet echt werd geloofd door de beide dames. Ik hoorde gewoon dat er de nodige twijfels waren over de echtheid, de feitelijkheid en de juistheid van mijn belevenis. Maar dat geeft niet: ieder heeft zijn of haar eigen versie van wat wel of niet waar is. En heb je vraagtekens bij mijn verhaal, bij mijn ‘waarheid’: even goede vrienden hoor. Dus besloten wij toch nog in een goede sfeer onze lunch. Het was tijd voor ons om afscheid te nemen van Anita, die nog helemaal naar Gendt moest terugfietsen, en zelf weer af te reizen naar ons oude vertrouwde Gouda.

In de trein dacht ik direct aan mijn moeder, daar in dat grote nare ziekenhuis in Leiden. Ook zij heeft – gelijk Mariken – een zware last om haar nek en het is natuurlijk nog maar de vraag of ook zij ervan bevrijd zal kunnen worden. Mariken was – mede door eigen toedoen – een mirakel overkomen dat haar van het juk bevrijdde. En ik hoop vurig dat mijn lieve dappere moeder diezelfde kracht zal kunnen opbrengen.

Eén reactie

  1. Gij waart goed in vorm, geachte makker. En de duimen waren blijkbaar voldoende gevuld om er het een en ander aan wild geraas uit te peuren. Die dichterlijke vrijheden en de nodige kwinkslagen maakte dit epistel juist tot een goed en vlot leesbaar verhaal. En jij liep toentertijd ook nog eens een alleszins acceptabele tijd. Meervoudig hulde derhalve en doe vooral zo voort !!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.