En zo werd het alweer december. Het jaar 2015 – dat kan nu al worden gezegd – is een heel bewogen jaar geweest voor mijzelf, maar ook voor mijn naasten. Zo was er natuurlijk de verhuizing naar het knusse huisje van mijn lief – misschien wel hèt hoogtepunt van het jaar. Voor mij een ultiem gevoel van thuiskomen, en tegelijkertijd heel veel heftige historie definitief achter mij laten. Dat laatste was uiteraard niet al te gemakkelijk geweest zolang ik nog in dat oude huis vertoefde. Maar de verhuizing – en daarmee alle verrichte noeste arbeid om dat te bewerkstelligen – deed wonderen. Het gaf het gelukzalige gevoel dat na al die bewogen tijden voor mij eindelijk de welverdiende rust was ingetreden. Het was wel even wennen hoor: na 10 jaren in het (veel te) grote huis vlakbij de Reeuwijkse plassen zou ik niet meer de gebruikelijke ingesleten wegen berijden dan wel bewandelen. Maar in plaats daarvan kwamen er nieuwe wegen en olifantenpaadjes richting het gezellige onderkomen op een steenworp afstand van de Goudse binnenstad. Inmiddels hebben Elfriede en ik elkaar als nieuwe huisgenoten gretig en gulzig besnuffeld en kunnen we nu volop gaan genieten van een nieuw tijdperk op ons nieuwe gezamenlijke adres.
Over snuffelen gesproken: langzaam leven wij toe naar een nogal spannende kerst. Het zal op kerstavond immers de eerste keer zijn dat Elfriedes zoon Maarten en mijn dochters Jantine en Lianne elkaar zullen ontmoeten. Maarten had zijn komst reeds lang tevoren aangekondigd en de twee dames zijn inmiddels ook al gestrikt voor het kerstfestijn. Maar een aantal vraagstukken houdt ons dag en nacht uit de slaap. Verdragen ze elkaar überhaupt? Wordt het niet gelijk knokken? En wat doet dat met ons? Allemaal valide en steekhoudende vragen die om beantwoording smeken. In ieder geval zullen Elfriede en ik door middel van een aantal culinaire inspanningen trachten de jongelui zo gunstig mogelijk te stemmen. De liefde van kinderen en stiefkinderen gaat immers door de maag zo U weet.
Om mijn zinnen weer even wat te verzetten, en afleiding te vinden van alle prangende kwesties, had ik voor de verandering maar weer eens een loopje gepland. En niet het eerste het beste loopje: eindelijk zou ik mijn debuut gaan maken op de roemruchte Bruggenloop. Beroemd vanwege de vele bruggen die in het parcours zijn opgenomen, berucht vanwege de hoogte van sommige ervan. Het beloofde een kweltocht te worden over 15 kilometer, met start en finish voor het Feyenoord-stadion, aka De Kuip. U weet wel, de thuishaven van 010, dé grote concurrent van 020 en 040. Al hebben in de afgelopen jaren ook 072 en 053 om de hoofdprijs meegedongen. Met succes, dat ook nog.
Tja, Rotterdam. Van de grote steden in Nederland mijn minst favoriete. Maar daar kan de stad ook niet al te veel aan doen. Wat voor mij een stad mede groot maakt is de oude grandeur in huizen, gebouwen, infrastructurele werken. Ik heb wat dat aangaat een enorme hang naar het verleden: wat mij betreft mag het er allemaal nog net uitzien als – zeg maar – in het begin van de vorige eeuw. Maar in het geval van Rotterdam mocht dat helaas niet zo zijn. Vanwege een conflict tussen de toenmalige Duitse en Nederlandse regeringen (bron: Fries voor vuilnisvat) werd de stad in mei 1940 verwoest, zoals Zadkine dat later zo plastisch duidde en verbeeldde. Praktisch geen steen bleef overeind van de pittoreske Rotterdamse binnenstad. Als door een wonder bleef de Laurenskerk gespaard, maar voor de rest was de stad veranderd in een rokende puinhoop.
Nu kun je ook niet zeggen dat de naoorlogse architecten de stad hebben doen wederopbouwen tot een pronkjuweel. En dat is nog een understatement. In die tijd bestonden er blijkbaar geen architectuurtoetsen – de verherbouwplannen hadden die toetsen simpelweg niet doorstaan. En zo ontstond het gedrocht dat de huidige Rotterdamse binnenstad tegenwoordig is. Dat alles maakte dat mijn affiniteit met de stad altijd wat minnetjes is gebleven. Daarbij: het credo ‘Niet Lullen maar Poetsen’ staat mij helemaal niet aan. Ik lul namelijk heel graag. En vooral uit mijn nek. En poetsen….ja de plaat misschien.
En toch… Toch heb ik in Roffa heel wat voetstapjes liggen en heb ik er mooie avonturen beleefd. Dat wil zeggen: pas vanaf mijn 17e. Van de periode daarvoor heb ik wat Rotterdam betreft geen enkele actieve herinnering. Ja, mijn vader stuurde in de Cortina, en later Taunus, ons met sleurhut en al over de Brienenoordbrug op weg naar warme verre landen. En terug natuurlijk – maar dat alles kan toch onmogelijk in de annalen van Rotterdam worden bijgeschreven. En één keer hadden mijn pappie en ik, samen met mijn goede vriend Hans, de Kuip bezocht om Feyenoord gigantisch op z’n bek te zien gaan tegen FC Twente. 11 maart 1973 was het om precies te zijn, het werd 1-3, en in de basis van FC Twente speelden toen nog de broertjes Van de Kerkhof. Maar dit alles terzijde.
In 1978 begon mijn historie met Rotterdam pas echt. En dat op een uiterst studentikoze manier: tijdens de Kennismakingstijd (KMT), beter aan te duiden als ontgroening, van het Delftsch Studenten Corps (DSC). Een grote vergissing van schrijver dezes – with hindsight iets waar ik nooit van mijn leven aan had moeten beginnen. This was so very much unlike me, maar ik deed het om aan de verwachtingen van anderen (m.n. ouders en grootouders) te beantwoorden. Niet om mezelf een plezier te doen, want mijn DSC-strapatsen droegen er toe bij dat mijn Delftsche periode één groot fiasco werd – iets wat mij vervolgens grootscheeps en langdurig werd nagedragen door de eerdergenoemden.
Maar nu de fun bit, want het was niet alleen kommer en kwel. Onder de noemer Do As You Like Tour werden wij eerstejaars iets meer dan een etmaal lang in groepjes van acht te fiets op pad gestuurd. Zonder geld wel te verstaan. Je moest zelf maar uitzoeken hoe je dat etmaal zou overleven, onderdak zou krijgen etc. Er was wel een ouderejaars begeleider mee om erop toe te zien dat de spelregels gevolgd werden. Het bezit van geld was ten strengste verboden. Ons groepje had geluk: begeleider Nico was een toffe gast, en bovendien had hij connecties met de CHIO-organisatie in Kralingen. U weet wel: dat grote springpaardenconcours dat daar jaarlijks wordt georganiseerd. Het had nog wat voeten in de aarde, maar het onderdak voor de nacht was al snel geregeld. Wij zouden gaan slapen in één van de kleedkamers van het CHIO-gebouw – en dat was een geruststellende gedachte, temeer daar dat ons geen geld zou kosten. Nu konden we ons gaan concentreren op de maaltijden: we hadden immers geen rooie cent op zak, dus we moesten nu het nodige gaan verdienen. Heel gewiekst stopten wij na een lange fietstocht in Hillegersberg, één van de goudkusten van Rotterdam. We verspreidden ons in rotten van twee, en trachtten via heitjes-voor-karweitjes aan onze inkomsten te geraken. Waarbij we er stiekem op hoopten dat de vergoedingen royaal zouden zijn gezien de kapitaalkracht van de Hillegersbergers.
Welnu: dat laatste klopte. Zeker nadat we ons ‘verhaal’ bekend maakten aan de opdrachtgevers en erbij vertelden dat we aspirant-corpsleden waren. Zoiets doet het uitmuntend in Hillegersberg kan ik U mededelen. Ondergetekende waste op de Hoyledesingel de nodige bolides van een aantal rijke stinkerds. Bulkend van het geld verzamelden we ons tegen vijven weer op een afgesproken plek, telden de buit en deden snellekens de hoognodige boodschapjes voordat de supermarkten zouden sluiten. Vergenoegd peddelden wij naar de CHIO-locatie waar wij ons tegoed deden aan een eenvoudig doch voedzaam maal, en de rest van de avond schunnige liedjes zongen bij het kampvuur. Over dat laatste weet ik trouwens niet of dat wel mocht in die kleedkamer. Maar ja: je hoeft je toch ook niet over alles zorgen te maken, toch?
Het werd een lange doorwaakte nacht zonder enig comfort – het was al flink knokken geweest om een redelijk plekje te bemachtigen op één van de banken in die kleedkamer, anders moest je op de vloer in slaap zien te komen. Gesloopt peddelden wij de volgende ochtend naar het aan het Hofplein gelegen Hilton-hotel waar wij ons tegoed deden aan één van de meest copieuze ontbijten in mijn nog korte bestaan. Er was immers nog ruim voldoende over van het zo gul door de Hillegersbergse gevers verstrekte geld. En ach, waarom dat dan niet op deze manier verbrassen? Om elf uur des ochtends reden wij hevig uitbuikend maar voldaan terug naar Delft. Er wachtte ons nog een lang en intensief ontgroeningsprogramma.
U denkt misschien opnieuw dat ik dit allemaal zit te verzinnen. Maar daarin vergist u zich andermaal deerlijk. Al deze gebeurtenissen hebben daadwerkelijk plaatsgevonden, en als U mij niet gelooft moet U de inmiddels ongetwijfeld gepensioneerde beheerder van de CHIO-panden in Kralingen maar eens aanspreken – mocht hij nog leven uiteraard. Hij zal U zeker en vast een zeer emotioneel doch adequaat verslag doen over wat hij heeft mogen (lees: moeten) meemaken tijdens dat gewraakte weekend met die gewraakte groep studenten.
De rest van mijn belevenissen in en om Rotterdam was een stuk onschuldiger kan ik U tot Uw geruststelling melden. Een jaar na het CHIO-avontuur streek ik met mijn jaarclub neer in het Oude Luxor-theater aan de Kruiskade om daar o.a. Jos Brink, Frank Sanders en Simone Kleinsma te zien schitteren in de musical Maskerade. Niet helemaal mijn keuze moet ik U bekennen, maar vooral de afterparty was verdomd gezellig, zo samen met mijn vrinden en vrindinnen.
Nou we het toch over culturele uitspattingen hebben: Rotterdam is voor mij toch altijd wel een plek geweest voor muziek- of andere voorstellingen. Een greep: de concerten van Santana (maar liefst vijf maal) in Ahoy. Die van Steely Dan (twee maal) in hetzelfde tempelcomplex, beide keren fenomenaal. God wat waren die gasten goed. De Night of the Proms in 2000, ook al in Ahoy. Met onder andere Chrissie Hynde, UB40 (ze playbackten: wat een bloody afgang) en de Italiaanse tenor Alessandro Safina. De optredens van The Stones (1982) en Eagles (1996) in de Kuip. De stand-up comedians bij Correct op de Bergweg, gevolgd door een nachtje doordansen in De Salon onder de Willemsbrug. Het concert van K3 in het nieuwe Luxor, een festijn dat vooral mijn dochters kon bekoren. En last but certainly not least: het absoluut sublieme recital van de Portugese groep Madredeus in 2001 in de Doelen. Zelden – nee: nooit – heb ik zo iets moois gehoord en gezien. De prachtige zang van Teresa Salgueiro en de sublieme begeleiding van haar vier begeleiders, ik werd er stil en tegelijkertijd hevig ontroerd van. Het zal U niet verbazen dat ik al hun platen heb (ja dat ben ik!), en dat ik die nog regelmatig door de speakers van mijn HiFi laat galmen.
Rotterdam kenmerkt zich uiteraard ook door het vele water dat er doorheen stroomt. Vele malen heb ik op de Speedo-vaartuigen de wind door mijn haartjes laten wapperen, terwijl ik genoot van alle mooie en interessante taferelen die de Maas en de havens te bieden hebben. Een hoogtepunt hierbij was de tocht in augustus 1999 (bron: Prince) met Jantine, tijdens de zonsverduistering. Godzijdank en -geprezen was het onbewolkt die dag. Gewapend met zonnebrilletjes en foto-negatiefjes trachtten wij zoveel mogelijk van het ‘natuurverschijnsel’ te spotten. En met succes. Ik kan me nog goed herinneren dat het op het moment suprème heel vreemd donker werd. Misschien weten sommigen van U dit zich ook nog te herinneren? Laat dan alstublieft een reactie achter op deze post. Dan kunt u zich tegelijkertijd abonneren op deze fraaie blogsite en zal ik U bijtijds informeren over nieuwe posts.
Een ander hoogtepunt was in 1981 een vaartocht het zeegat uit met een sleephopperzuiger van de Baggerdienst van de Haven van Rotterdam, tegenwoordig heel internationaal Port of Rotterdam geheten. Zo’n vaartuig diende om het havengebied op diepte te houden. Wij mochten daar als studenten Informatica een kijkje aan boord nemen en zien hoe de informatievoorziening verliep tijdens de dagelijkse gang van zaken. Voor een gedeelte vast nog met ponskaarten en schrijvende terminals – want in die tijd leefden wij toen nog. Tot zover deze aflevering van Grootvaders Vertellingen.
Een maritieme stad als Rotterdam herbergt uiteraard ook een Maritiem Museum. Altijd een toppertje voor Jantine en mij, belast als wij beiden zijn door een nautisch verleden van onze voorouders. Het had een indoor èn een outdoor gedeelte, en er konden door de kinderen altijd leuke speur- en puzzeltochten worden gedaan. Jantine en ik (als misschien wel het grootste kind) deden daar altijd graag aan mee. Na afloop wandelden wij dan altijd over de Walk of Fame, met de handafdrukken van talloze nationale en internationale celebrities. Aan het eind van deze walk stond dan het IMAX-theater, waar we ooit onder andere Fantasia 2000 zagen. Daarna weer terug naar het museum en nog even flaneren over het belendende Plein 1940 met het beeldhouwwerk De Verwoeste Stad van Ossip Zadkine. Gemaakt ter nagedachtenis van de verwoesting van de binnenstad in 1940 zien we daar het beeld van een man uit wie het hart gerukt is. Buitengewoon symbolisch, buitengewoon indrukwekkend.
En in die verwoeste stad ging ik dan op 13 december mijn debuut maken op de Bruggenloop. Zoals de naam doet vermoeden een hardloopevenement over een flink aantal bruggen die Rotterdam rijk is. En daarbij niet de minste: als onvervalste kuitenbijters waren de Erasmusbrug en de Brienenoordbrug door de organisatie gecontractreerd. Maar ook een aantal kleinere bruggen waren met gulle hand over het parcours gestrooid. Al met al een hele belevenis die ook nog eens in Kerstsferen zou gaan plaatsvinden. Ik had er reuze veel zin in, en ook was ik er klaar voor: tijdens de voorafgaande looptrainingen was voldoende aandacht besteed aan de ondulatie van het terrein. Met de Coenecoopbrug in Gouda als trainingsbrug: lange, vals plat omhooglopende, aanlopen en dan meerdere malen tegen de brug opknallen. That should do the trick, zo dacht ik bij mijzelf.
Intussen had ik met het oog op de marathonplannen de trainingsintensiteit al aardig opgeschroefd. Naast de zaterdag- en soms vrijdagsessies bij Rob was ik ook trouwe klant geworden bij de dinsdagavondtraining van Thea. Thea staat er bij de Goudse Runners om bekend er flink de zweep over te gooien bij de door haar geleide trainingen, en ik bedacht mij dat dat nou net was wat ik nodig had in mijn opmaat naar de loodzware beproeving ergens in het voorjaar van 2016. Daarbij: Thea doet met regelmaat de Coenecoopbrug aan voor haar Spartaanse Sessies, dus dat was ook voor deze Bruggenloop een uitkomst.
Ook buiten het hardlopen om gebeurde er het nodige, zo in het laatste gedeelte van 2015. Mijn lieve dappere moeder was, na twee maal uitstel, uiteindelijk op 1 december geopereerd aan haar nekwervels. Dat was inmiddels alweer een halve maand na haar ernstige val in huis. Inmiddels is ze in een aan het ziekenhuis gelieerd verpleeghuis langzaam maar zeker aan het herstellen – dat heeft in haar geval veel tijd nodig gezien haar fysiek broze toestand. Laten we hopen dat het herstel zich voortzet en dat ze bijvoorbeeld met kerst thuis mag zijn – al is het maar voor even.
Op 22 november togen Elfriede en ik naar Utrecht om daar in restaurant Humphrey’s te worden bediend door mijn bloedeigen dochter Lianne, die daar werkt in haar in-between-studies-jaar. Of gap-year zoals de Fransen zeggen. Enfin, U snapt het wel: de overbruggingsperiode tussen haar studie Journalistiek en (waarschijnlijk) European Studies. Zelden is de bediening (èn het eten) zo goed geweest als die avond in het sfeervol rood verlichte restaurant in de catacomben aan de Oudegracht. U begrijpt: dit is een uiterst subjectieve beleving van zowel Lianne’s vader als van haar Wicked Stepmum. Van de fooi die wij haar toestopten zou zij zeker de komende weken weer goed vooruit kunnen. Eventjes niet Euroshopperen zeg maar, maar gewoon het huismerk in het karretje laden. Met uitzondering van de speculaasjes dan: die van Euroshopper zijn en blijven niet te versmaden.
En zo leefde ik met een mix van spanning en ontspanning naar het Bruggenevenement toe. Ik had mij in eerste instantie niet ingeschreven, en de startbewijzen waren al enige tijd stijf uitverkocht. Maar toen trainer Rob meldde dat ene Yvonne nog een ticket over had sloeg ik direct aan. Dit buitenkansje moest ik pakken! En zo peddelde ik diezelfde avond nog met een 20-Eurobiljet in mijn knuistje naar Yvonne’s stulpje in de plaatselijke Koekoekstraat, om daar van haar te vernemen dat het bewuste ticket niet van haar was (ze zou zelf wèl gaan lopen) maar van Serge. Overigens niet de Serge van Saskia, en ook niet die van Gainsbourg of Lama. En zo zou dus de welluidende naam Serge op mijn adonissentorso gaan prijken. Geen probleem: zoals al eens eerder (of later?) gemeld kan ik deze potentiele identiteitscrises best hebben. Ik was allang blij dat ik van start mocht gaan.
Zondag 13 december 2015. Vandaag ging het dan gebeuren. Vol goede moed sprong ik deze ochtend uit mijn warme nestje en zette ik mij aan het verantwoorde en beproefde hardlopersontbijt. Kommetje Brinta en twee koppen afgewerkte motorolie, U kent de receptuur inmiddels wel. Vandaag ging ik met GR-collega’s Martijn en Nico naar Roffa afreizen. Nico kan zo langzamerhand gerust een Bruggenloop-veteraan worden genoemd, maar voor Martijn was het – net zoals voor mij – zijn debuut. Op het feeërieke stationnetje van Gouda stonden we met z’n drietjes te kleumen op het perron, terwijl wij vol vuur onze strijdplannen doornamen. Met enig duwen, trekken en slaan konden wij plaatsnemen in de inmiddels al afgeladen trein richting de Maasstad. Als haringen in een ton stonden we tegen elkaar aangeplakt, en onze voorbesprekingen stokten doordat ons de adem werd benomen. Happend naar frisse lucht verlieten we het vehikel op Rotterdam Centraal, om vervolgens over te ‘stappen’ in een nog vollere sprinter richting het stadionnetje van 010.
Geradbraakt zogen we even later opnieuw de frisse buitenlucht in, in het zicht van de Kuip. Via de hoge trappen en de lange corridor baanden wij ons een weg naar het voorportaal van het stadion alwaar het een drukte van belang was. Bij het kraampje van DSW, de hoofdponsor, kregen wij op vertoon van ons startbewijs een polsbandje met groene verlichting. Het zou immers ernstig donker zijn tijdens de laatste kilometers van deze loop. Martijn ging nog even het Bruggenloop-shirt scoren in de Olympiahal, Nico en ik begaven ons alvast richting catacomben om ons om te kleden. Grote warmeluchtkanonnen stonden er te blazen om de atleten op temperatuur te houden. Ook het veld, dat je vanuit de catacomben goed kon zien, werd door een grote installatie warmgehouden. Vanwege de donkerte hees ik mij in een geel shirt: zo kon ik optimaal worden gespot, onder andere door mijn geliefde zuster die zich ergens onderweg in het publiek zou ophouden.
Martijn zagen we helaas niet meer terug in de drukte. Terwijl allerlei Kerstsongs door de luidsprekers schalden, onderwierpen Nico en ik onszelf geroutineerd aan de nodige opwarmoefeningen die de loopspieren zo soepel en zo warm mogelijk moesten maken. Ook liepen we een flink stuk in om het stadion: we zouden niets aan het toeval overlaten. Schielijk zocht ik nog voor een laatste maal een willekeurige Dixi op voor een Sicherheitsplas. Daarna was het tijd om in het startvak plaats te nemen en alweer kleumend ons lot af te wachten. Wachten onder deze omstandigheden duurt altijd te lang, maar eindelijk tegen drieën des middags werd het startschot gelost en was mijn Bruggenloopdebuut daar.
Nico was direct vertrokken. Ik had voor vandaag ook geen enkele illusie dat ik de beste man zou kunnen bijbenen. Beter kon ik mij concentreren op een mooie vlakke loop als training voor mijn marathon in het voorjaar. Niet te hard van acquit, ook gezien de bruggen die snel zouden opdoemen. Langzaam maar zeker naderde het peloton de Kop van Zuid. Daar wachtte ook het eerste, gelukkig niet al te grote, obstakel: de Lodewijk Pincoffsbrug. Het rook er naar vis en kebab tegelijk, heel onprettig. En dat terwijl ik het vreemd genoeg ook al behoorlijk warm had gekregen. Ik had mij vlak na de start genesteld in het kielzog van een paardenstaart die namens een praktijk voor verloskunde liep – ik meende juist achter haar bevallige rug tot volledige wasdom te kunnen komen. Helaas ging haar pieper al af voordat we de Erasmusbrug betraden: er waren ergens weer wat vliezen gebroken so duty called. Gelaten en alleengelaten maakte ik mij op voor de eerste serieuze beklimming van de dag.
Het gekke van die Erasmusbrug, aka De Zwaan, is dat de beklimming vanaf de zuidkant veel langer is dan de afdaling die erop volgt. Een Bridge over Troubled Water was het zeker: er stond een stevige wind en het water was op z’n zachtst gezegd erg onrustig. Toch liep ik lekker tegen die brug op: ik ademde kalm en de klimspiertjes deden het voortreffelijk. Om mij heen hoorde ik het gekreun en gesteun van de ongetrainden, die nog een heel lange lijdensweg voor de boeg hadden. Zelf kon ik volop genieten van de fraaie uitzichten aan weerszijden van de brug. So far so good, dacht ik bij mijzelf terwijl ik afdaalde richting het Vasteland en daar rechts afsloeg richting De Boompjes.
Daar doemde meteen een volgende brug op: de Leuvekeersluis, die zonder problemen werd verhapstukt (bron: Arranraja). Even keek ik naar links om het Maritiem Museum te zien, en het Plein 1940 met het monument van De Verwoeste Stad. En ik kan niet anders zeggen dat ze daar waar ik nu liep de stad ná de oorlog nog meer verwoest hadden dan Zadkine moet hebben bedoeld. Wat een verbijsterende lelijkheid, enfin ik moest er maar snel doorheen lopen. Even verderop passeerde ik de burelen van advocatenkantoor Kneppelstock, alwaar zwager Marc de scepter zwaait. Daar had mijn zusterlief zich volgens afspraak moeten ophouden om mij door mijn zwaarste momenten heen te slepen. Maar al wat ik zag: geen zuster, en achteraf begreep ik dan ook dat zij vanwege onvoorziene omstandigheden niet was komen opdagen. Wel een puntje voor de evaluatie.
Gedesillusioneerd beende ik verder. Bij de verversingspost pakte ik een bekertje water en een bekertje sportdrank en werkte dit amechtig naar binnen. Ik had even steun nodig, en vond die al snel in een hardloopstelletje dat een mooi tempo onderhield. Ze hadden allebei een koddig kerstpakje aan, met in haar geval een bijzonder fraai kerstmutsje. Behaaglijk sloot ik aan in hun slipstream en liet de twee geliefden een tijd lang al het kopwerk doen. We passeerden de Oude Haven, waar ik met (andere) zwager Tim heel wat speciaalbiertjes door het dorstige keelgat had gespoeld. We passeerden de Willemsbrug, en met een glimlach dacht ik terug aan de dansavond Under the Bridge met mijn collega’s van het Centraal Inkoopbureau. We passeerden het Gemeenlandshuis van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, waar ik in mijn Rijnlandse periode vaak was geweest voor werkoverleg en soms een beste borrel. We passeerden Duikersluis Buizengat, maar die mocht je eigenlijk geen brug noemen. We passeerden Woudenstein, het gezellige stadionnetje van Excelsior, één van de drie Rotterdamse profclubs, mogelijk de sportief minst aansprekende maar desondanks de meest kneuterige.
Ik werd best wel vrolijk van de aanblik van al die pleisterplaatsen. Onder dankzegging aan mijn hazenkoppel plaatste ik een versnelling en stampte bevrijd de Kralingse Zoom op, langs de hockeyvelden van RHV Leonidas, genoemd naar een Belgische chocolatier. Bij de Van Gendtkazerne salueerde ik even naar de daar opgestelde militairen, en stampte ferm en krachtig het Toepad op richting de A16 snelweg. Daar zou de laatste grote beproeving plaatsvinden: de lange beklimming van de Brienenoordbrug. Een brug die voor mij altijd het vertrek markeerde van een zomervakantie, en ook de terugkomst ervan. Hier zouden de bokken van de schapen worden gescheiden, de mannen van de jongens, de topatleten van de tobatleten.
Eerst ga je onder de A16 door, en na wat draaiwerk begint dan de beklimming van ongeveer een kilometer lang. Je loopt dan over het fietspad aan de oostelijke kant van de brug. Zelf word ik altijd heel happy van dit soort uitdagingen, dus monter schakelde ik in de juiste versnelling om deze col te bedwingen. Ik passeerde menig hardloper-doodloper, die zich lelijk op deze puist verkeken hadden. Intussen begon het al behoorlijk te schemeren, jammer eigenlijk want de uitzichten moeten werkelijk indrukwekkend zijn. Met nog een mooie versnelling bereikte ik het hoogtepunt van deze tour de force, en vermoeid doch voldaan kon ik mij naar beneden storten. Beneden – dat kon ik bovenop de brug prachtig zien – stond een schitterende klaverbladdraai te wachten, en ik zag daarin de lopers rondgaan. Een fraai gezicht, zonder meer.
Na de draai wacht de vermoeide hardloopheld nog een stuk van 4 kilometer richting dat vermaledijde Feyenoord-bolwerk. Het was inmiddels aardeduister geworden, dus alle verlichte polsbandjes gaven een mooie aanblik. Bij de laatste drankpost bracht ik nog een bekertje water in – dat moest voldoende zijn voor het laatste stuk. Met een mooi tempo draafde het pelotonneke voort over de Adriaan Volkerlaan. Rechts van ons lag het Park De Twee Heuvels, maar ik heb daar zelfs geen molshoop zien liggen, zo vlak was het. Enfin, zal wel aan mij liggen. Via het Olympia sportpark bereikten we Varkenoord, het trainingscomplex van Feyenoord. De Kuip was in zicht, al het lijden ging weldra tot het verleden behoren.
De strijd is gestreden Het leed is geleden
Met nog een klein sprintje overschreed ik het finishvod in een tijd van 1:22:04. Tjonge wat een fijne debuuttijd, zeker voor een trainingsloop richting grotere afstanden! De strijd was gestreden, het leed was geleden, en ik was tevreden. Wat wil een mens nog meer? Tevreden slofte ik richting de medailleuitreiking, een ceremonieel dat in mijn geval werd verricht door een Rotterdamse schone – dat mocht ik tenminste uit de plaatselijke tongval opmaken waarmee ze mij feliciteerde. Na die hartverwarmende geste van deze dame kreeg ik het al snel koud, dus verhoogde ik mijn wandeltempo richting de omkleedcatacomben.
Daar, behaaglijk onder de warmeluchtkanonnen, trof ik Nico, die zelf fraai onder de 1 uur en 20 minuten was gebleven. Daar kon ik nog een punt aan zuigen. En Martijn had al helemaal een toptijd gelopen, zo bleek mij achteraf. Voldaan sjokten Nico en ik richting trein, richting huis. Mijn debuut op deze 15K Bruggenloop was in velerlei opzichten bevredigend geweest. Nu zal ik even de druk van de ketel gaan halen en mij in het kerstgewoel gaan storten. Spannend hoor, met die jongelui die voor het eerst aan elkaar kunnen gaan snuffelen. Na de jaarwisseling wacht alweer een debuut: dat op de Halve Marathon van Egmond, die ik vermomd als UWV’er zal gaan lopen. Watch this space!
Weer een heerlijk hoofdstuk van Haan’s herinneringen !!! Waarin hij als A-adept toch veel positiefs schrijft over Rotjeknor, afgezien van de mijns inziens zeer terechte kanttekeningen bij de foeilelijke architectuur. Waarbij aangetekend dat het allerlelijkste gebouw van ons land in A’dam aan de Amstel staat. Ooit keek en luisterde ik in Ahoy naar Frank Zappa en zeg ik wereldtoppers op tennisgebied. De topconcerten die ik meemaakte waren dan trouwens weer in Mokum. Niets dan lof voor jouw uiterst lezenswaardige relaas en tevens voor jouw schijnbaar glasheldere geheugen. Of heb jij toch hier en daar de duimzuigkunst een weinig benut?
Dank voor deze fraaie reactie Arranraja!
Ik vermoed zo stil in mijn hoofd dat je de Stopera bedoelt?
Had stiekem al het idee dat het niet om Carré, de Hermitage of het Amstelhotel zou gaan…
Nee hoor, tegenwoordig Amsteldok geheten en zowaar iets minder afzichtelijk gemaakt. Kijk vooral naar de foto’s uit de tijd dat het nog lelijker was en Rivierstaete heette: https://nl.wikipedia.org/wiki/Amsteldok?wprov=sfla1
Qua uiterlijk en afmetingen tevens volledig misplaatst in de woonwijk waarin het ooit is neergeplant