Twee jaar geleden stond de vermaarde Groet uit Schoorl Run ook al prominent ingekleurd in mijn hardloopagenda. Dankzij een vlaag van volledige verstandsverbijstering had ik mij in de herfst van 2016 ingeschreven voor de grootste afstand die dit festijn kent. Een afstand van dertig (zegge: 30) kilometer, ja U leest het goed. In the aftermath van mijn eerste marathon, gelopen op 22 mei 2016 in Leiden, had ik tijdenlang het gevoel (zeg maar gerust: het waanbeeld) over superkrachten te beschikken. Ik waande mij onverslaanbaar, als ware ik een kind dat als kind in een ketel met toverdrank was gevallen. Geen berg was te hoog, geen zee was te diep, geen eind was te ver. In werkelijkheid liep ik gedurende de maanden na de marathon langzaam leeg qua motivatie en conditie, maar dat had ik toen nog niet door.
Het behoeft geen betoog dat die belachelijke 30 kilometer in februari 2017 na ampele overweging uit de agenda werd geknikkerd. Ik had er wèl grenzenloos de smoor over in: this was so very much unlike me. Maar het bleef niet bij deze loop. Ook door de CPC, de maand erna, werd uit arren moede een dikke streep gezet. Maanden lang kostte het mij om enigszins de motivatie te hervinden. In het artikel van mijn hand getiteld ‘Over Corry, Lornah en Corry’ kunt U één en ander nog eens rustig nalezen, zo U daar behoefte aan heeft.
Mijn behoefte aan een loop in het fraaie bos- en duingebied van Schoorl bleef evenwel bestaan, zij het sluimerend. Helemaal aan het begin van februari van dit jaar kreeg ik echter opeens een onbedwingbare aandrang om die vermaledijde Noordhollandse loop te verhapstukken (bron: Arranraja). Op zondag 10 februari 2019 moest het dan maar gaan gebeuren. De voorinschrijving was reeds maanden gesloten, dus moest ik in allerijl mijn toevlucht zoeken tot de startbewijshulp.nl site, waarop men aangeschafte startnummers kan kopen en verkopen. Ik kende die site allang, immers mijn startbewijs voor die 30km-loop van twee jaar geleden had ik op dat platform ook verpatst. Met dank aan Annelies, die vervolgens mijn PR op de 30km buitengewoon scherp stelde. Much obliged!
Tot mijn onuitsprekelijke vreugde bood ene Marcel uit Leiden zijn startnummer voor de 10km-beproeving in Schoorl aan, inclusief pendelbusticket vanuit Alkmaar. Want auto’s zouden er in Schoorl niet rijden die dag. Iedereen moest vanaf het station of vanaf de parkeerplaats van Hogeschool Inholland door een touringcar worden opgepikt en na afloop van de race aldaar weer gedropt.
De koop was snel beslecht: Marcel blij, ik blij, wij allemaal blij. Diezelfde avond nog – het was inmiddels de woensdag vóór het evenement -zocht ik Marcel op in zijn stulp in de Stevenshofbuurt en veranderde het ticket van eigenaar. Er stond helaas wel ‘Marcel’ op het startnummer (dat heb je zo), maar ach daar zouden mijn lieftallige vrouw en ik met behulp van tape en permanent marker wel verandering in brengen.
Daags voor het evenement raffelde ik nog een rustige GR-training af op de Goudse Geluidswal. Met een beetje fantasie kon je die training zelfs wel als een heuvelachtige voorbereiding voor ‘Schoorl’ beschouwen. Uw Goudse Tobatleet was er weer he-le-maal klaar voor. Mijn ambitie was simpel: sneller gaan dan vorige week tijdens de Groenhovenloop, maar no pressure. Gewoon genieten in mijn geboorteprovincie was eigenlijk wel het belangrijkste doel. Het weer zou niet geweldig zijn: er was harde wind voorspeld en veel, héél veel regen. Gelukkig ben ik een all-weatherloper: ik vind het altijd wat vervelend als je in de zeikregen in een startvak loopt te kleumen, maar regent het tijdens de loop dan heb ik daar absoluut geen last van. Daarbij: je moet alles in het leven nemen zoals het zich voordoet; en ook moet je je nooit druk maken over dingen waar je zelf niets aan kan veranderen. Tot zover mijn tegeltjeswijsheden voor vandaag.
Voor dag en dauw op die zondagochtend werd ik wakker, deed een plas, stond op, en dacht……‘hmmm dat had andersom gemoeten’. Met dank aan Herman Finkers. Na een heerlijk hardlopersontbijt en een grote verkleedpartij toog ik – nog steeds in de vroege ochtend – naar het prachtige Goudse stationnetje. Wie ooit eens in Gouda komt moet vooral niet nalaten eens goed naar dat Meesterwerk van Afzichtelijke Architectuur te kijken. Als dat nog niet genoeg schrik heeft aangejaagd kan men de weg door een al even afzichtelijke straat (het Vredebest) vervolgen richting het pittoreske centrum (dat moet gezegd) met dat schitterende Gotische Stadhuis op de triangelvormige Markt.
Maar dat allemaal terzijde. Ik had gedacht de eerste etappe van Gouda naar Amsterdam Centraal mediterend door te brengen. Immers: het hoofd moet vlak voor zo’n belangrijke wedstrijd wèl helemaal leeggemaakt worden. Maar op het eerstvolgende station, dat van Gouda Goverwelle, werd ferm een streep door die rekening gezet. Een enorme kudde kinderen met begeleiding nam bezit van mijn tot dat moment rustige treincoupé. Al snel begreep ik dat de meute ook helemaal naar Amsterdam Centraal moest om een bezoek aan Nemo te gaan brengen. Grmmmmmmpfff – tja dan maar de oortjes in om te proberen dat opgewonden en uitgelaten gekrijs te verdringen. Normaal wil ik op dat tijdstip wat rustigs horen, maar ditmaal moest de trash-metal playlist van Spotify op om het kinderjolijt te overstemmen. Het was niet anders. In staande trilling en hevig verontrust arriveerde ik na een klein uur op het hoofdstedelijke Gare Centrale.
Bevrijd van dat kindergespuis kon ik gelukkig snel overstappen op een Intercity naar Alkmaar. Deze trein was al aardig gevuld met hardlopers die het bos en de duinen bij Schoorl zouden trotseren. Zonder veel troubles tijdens de rit te hebben gehad landde ik veilig op Alkmaar. Er was vooralsnog geen vertraging opgelopen, dus van mijn ruime slack was nog niets verbruikt. De meeste arriverende lopers konden meteen in een touringcar stappen richting Schoorl. Ik had van Marcel echter een pendelbuskaart gekregen vanaf Hogeschool Inholland. Daar moest ik dus eerst naar toe – en ik spoedde mij naar het busstation van waar ik een reguliere bus ging pakken naar het onderwijsgebouw.
Op weg naar het busplatform werd ik aangesproken door een vrouw van ongeveer mijn leeftijd, die op mij tamelijk onzeker en verward overkwam. Ze was sober maar statig gekleed, en had een bosje bloemen in haar linker- en een uitpuilende tas in haar rechterhand. Ze moest, zo zei zij, naar een begraafplaats, maar eigenlijk wist ze niet welke. Het ging om het graf van een goede vriendin van haar. En ze was maar liefst uit Kerkrade gekomen die dag. Mijn schrandere telefoon gaf wel vier begraafplaatsen aan in het gebied tussen Alkmaar en Bergen aan Zee, maar geen van de namen van die kerkhoven deed bij haar een belletje rinkelen. Ook verscheidene buschauffeurs werden door haar om raad gevraagd, maar uiteraard kon geen van hen haar aan een adequaat antwoord helpen. Op goed geluk nam zij dan maar plaats in mijn bus, die volgens de chauffeur in ieder geval langs een begraafplaats zou gaan. Vijf minuten lang praatten zij en ik over de wonderen van het leven en de dood – en toen moest ik de bus alweer verlaten bij Hogeschool Inholland. Ik wenste haar het allerbeste, ze keek nog even wanhopig vanuit de bus naar mij alsof ze wilde aangeven dat zij al haar hoop op mij had gevestigd, en dat dat nu allemaal vergeefs bleek te zijn geweest. Nu ik dit schrijf, bijna drie maanden later, bedenk ik mij: is zij ooit aangekomen waar zij hoopte aan te komen? En hoe is het haar verder vergaan? Heeft ze ooit weer de weg terug naar Kerkrade gevonden?
Zelf had ik geluk. Er stond een halfvolle (halflege?) touringcar voor mij klaar waarin ik mij behaaglijk kon nestelen samen met mijn goed gevulde sporttas. Rap vulde het vehikel zich, en binnen tien minuten waren we op weg naar het Schilderachtige Schoorl. Ook de route er naartoe was schilderachtig: door de grote hoogteverschillen langs de Boswachterij Schoorl had ik even het gevoel in de Ardennen te zijn. Na een adembenemende tocht langs kliffen en ravijnen zette de buschauffeuse ons veilig af op een parkeerterreintje bij het dorp. Van daaruit moesten wij anderhalve kilometer lopen naar het finishgebied van de Groet uit Schoorl Run in het dorpje Catrijp, waar ook de grote sporthal stond waar de omkleedpartijen konden plaatsvinden en de bagage kon worden afgegeven.
Doordat alles op rolletjes was gelopen was ik reeds twee uur van tevoren ter plekke bij Sporthal de Blinkerd. Maar er gebeurde genoeg te zelfder plekke. Grote drommen lopers, die al vroeg in de ochtend aan hun 30- en 21.1km beproevingen waren begonnen, vonden hier uiteindelijk de verlossende finishboog. Omdat collega-Goudse Runner Ad had aangekondigd hier de halve marathon te gaan lopen, keek ik (min of meer) reikhalzend uit naar zijn aankomst. Maar van Ad was en bleef niets te bekennen. Later bleek dat hij het te elfder ure had laten afweten zonder dit mij te melden. We hebben het inmiddels uitgepraat.
Nadat ik het gespeur naar Ad te langen leste had opgegeven, toog ik weer naar De Blinkerd om mij om te kleden en mij voor te bereiden op mijn eigen spektakel. Het was inmiddels gigantisch druk geworden in de sporthal, allemaal van die frisse 10km-lopers en van die ranzige uitgewoonde halve marathonners en 30-kilometeraars. Tezamen met al hun supporters zorgden zij voor een atmosfeer waarin mijn claustrofobie goed kon gedijen. Zo snel als ik kon trok ik mijn buitenste laagjes uit, propte die in mijn tas, leverde die in en worstelde mij een weg naar buiten, de vrijheid tegemoet. Godzijdank.
Achter de sporthal nam ik nog even de tijd om wat in te lopen – je zou het toch zomaar vergeten. Na nog een laatste bezoek aan een gruwelijk volle en stinkende kruiskopdixi – je hebt geen keus op zo’n moment – was het tijd om de lange wandeling te aanvaarden naar de startvakken in Schoorl. Dit gewapend met nog een banaantje en een flesje water. Het was koud en er stond een stevige bries, maar gelukkig viel er geen regen op dat moment. Zo’n kwartier van tevoren arriveerde ik in het aan mij toegewezen startvak – en als je daar dan stil moet staan (want vol) dan ga je het toch wel serieus koud krijgen. Dan zit er maar één ding op: de kou meditatief aan een haakje weghangen. Al mediterend doodde ik de tijd die mij restte tot de start, en voor ik er erg in had werd ik met mijn lotgenoten weggeschoten voor mijn tocht over 10 kilometer door bos en duin.
De eerste twee kilometers door Schoorl benutte ik door voor mijzelf een fatsoenlijk, maar niet al te hoog tempo te kiezen. Ditmaal zonder gebruikmaking van paardenstaarten van wat voor kleur dan ook. Ik had het al snel (te) warm; ik kon dat zo één-twee-drie niet aan mijn kledingkeuze wijten, maar het is iets wat mij zolangzamerhand structureel gaat overkomen. Ik moet altijd even door die fase heen. Toen ik eindelijk een beetje op fatsoenlijke temperatuur was, en het dus niet meer zo warm had, begonnen direct de verschrikkingen die horen bij een bos- en duinloop. Het parcours ging in kilometer 3 flink omhoog – en er moest dus hard gewerkt worden door alle atleten en atletes. Zelf kan ik zo’n heuvelachtig parcours altijd wel goed verteren, maar ook ik was blij dat de stijging op een gegeven moment ophield. Heel af en toe regende het, maar dat mocht eigenlijk geen naam hebben.
Intussen had ik een hardloopstelletje gevonden dat het zichtbaar èn hoorbaar prettig vond om door mij gehaasd te worden. En wie mijn verhaaltjes goed heeft onthouden weet dat dat genoegen geheel wederzijds is. Gedrieën buffelden wij kilometer na kilometer weg door het fraaie bos en het al even fraaie duin. Na 6.5 kilometer besloot ik wat extra gas te geven, en daar hadden zij helaas niet van terug. Inmiddels alleen lopend arriveerde ik bij een markant punt in de route: een scherpe draai, een paar honderd meter rechtuit richting de kust, gevolgd door een ferme 180-gradendraai. Een hele rare slinger in de vorm van een Pinokkio-neus, maar dan wel een Pinokkio die liegt dat ie barst. Wel was het een goede gelegenheid om het peloton eens goed te monsteren: diegenen die een eind voor mij liepen kon ik op een gegeven moment weer op mij af zien lopen. En datzelfde gold uiteraard ook voor diegenen die een eind achter mij liepen. Als je al het gevoel had daar alleen te lopen in het duingebied: dat werd hier direct gelogenstraft.
Na dit gekke kabouterslurfje in het parcours was het nog even drie kilometer doorrammen via de dorpjes Hargen en Groet richting de finish in Catrijp. Ik voelde mij behoorlijk sterk voor mijn doen. De techniek was goed, het soepel ademen werd vergemakkelijkt door de frisse zuurstofrijke lucht. Het tempo van de laatste vijf kilometer was beduidend hoger geweest dan dat van de eerste vijf kilometer. Voor de liefhebbers: 29:00 om 27:51. Op het gemak draaide ik op 300 meter de weg op richting het finishvod nabij Sporthal De Blinkerd. Daar passeerde ik de eindstreep in 56:51. Missie geslaagd, want ik was 33 seconden sneller geweest dan bij de Groenhovenloop van de week ervoor. Maar belangrijker dan dat: ik kon terugzien op een buitengewoon leuke loop in een buitengewoon mooi gebied. Het inspireerde mij enorm. Als ik groot ben wil ik daar ook nog eens een halve marathon voltooien. Enfin, de tijd zal het leren. Eerst maar eens een 16.1km Twiskemolenloopje met Arranraja verhapstukken, dan zien we daarna wel weer verder!
Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op woensdag 24 april 2019 00:49