Zoals in hardloopkringen genoegzaam bekend trekt éénmaal per jaar het Dam-tot-Damcircus van Amsterdam naar Zaandam. In september 2019 hoopt schrijver dezes DV daar zijn eigen persoonlijke jubileum te vieren. Immers: het zal voor de vijfde keer zijn dat ik aan dit Vrolijke Volksfestijn ga deelnemen. In 2015, toen nog als businessloper voor UWV, liet ik mij voor het eerst dit spektakel welgevallen – en ik heb sindsdien geen editie overgeslagen.
Als ik bij het verhapstukken (bron: Arranraja) van deze tocht zo tussen kilometer 10 en 11 eens goed naar rechts zou kijken, dan zou ik het misschien kunnen zien liggen. Een nog onontdekt gebied, door mij dan wel te verstaan. Een gebied dat enigszins zit ingeklemd tussen de dorpskernen Oostzaan, Landsmeer en Den Ilp. Een ‘area of outstanding beauty’ zouden de Engelsen direct zeggen, mochten ze het aanschouwen. De National Trust zou het zich onmiddellijk toeëigenen. Maar wat nog veel belangrijker is: dit is het gebied waarin mijn hardloop- en blogvriend Arranraja zich pas ècht thuis voelt. Als deze bij leven al legendarische meesterblogger zijn atletische kunsten in Het Twiske tentoonspreidt is hij pas echt in zijn element, en wordt hij één met de prachtige natuur die het gebied kenmerkt.
Van egoïsme kun je Arranraja op geen enkele manier betichten. Hij zou Het Twiske ook gewoon voor zichzelf kunnen houden. Maar beter dan dat probeert hij al sinds jaar en dag langs slinkse wegen de blogcollega’s van Looptijden dit gebied in te lokken. Vorig jaar nog lieten Jan en Jaco zich vermurwen om samen met hem de Twiskemolenloop te tackelen. En uit de door een met zorg uitgekozen vrijwilliger gemaakte foto van het drietal blijkt dat het Twiske-virus ook al op Arranraja’s makkers was overgeslagen.
Uw dienstwillige dienaar was ‘a bit more hard to get’. Wel had ik met mijn blogkompaan al drie maal de Vechtloop tot een goed einde gebracht, en ook hadden wij nog in oktober 2018 de Middenmeerloop door zijn woonplaats succesvol geattaqueerd, ondanks de verwoede pogingen van de organisatie om ons op allerlei dwaalsporen te brengen. Maar de Twiskemolenloop: nee, zóver had hij mij nog niet gekregen.
Maar goed, zoals het Oudhollandsch gezegde luidt: ‘één keer moet de eerste zijn’. Stiekem zat ik er zo nu en dan al eens over te denken om mijn opwachting in dat mooie stukje Noord-Holland te maken. En daarbij: ik zat tussen Schoorl (10km) en CPC (21,1km) nog met een te overbruggen trainingsgap. Een afstand van 15 of 16.1 kilometer zou wel mooi in dat plaatje passen. Via de app bracht ik Arranraja van mijn overwegingen op de hoogte. Onmiddellijk sloeg hij aan: op 3 maart stond voor hem de 16.1km-loop in het Twiske op het programma, en zou ik dan niet genegen zijn……?
Uiteraard was ik genegen: het is altijd een groot genoegen om met deze buitengewoon amicale blogvriend een wedstrijdloopje te nemen. Ik schreef mij per omgaande in voor het Twiskefestijn en begon Google Maps en Wikipedia eens goed te bestuderen. Zo leerde ik dat het woord ‘Twiske’ in het Oudfries ‘Tussen’ of ‘Tussenwater’ betekent. Het zou gaan om een tussenwater dat de grens zou vormen tussen twee gebieden, in dit geval Oostzaan en Landsmeer. Het is ook een veengebied: op niet al te grote schaal werd er turf gewonnen. In dat opzicht voelde ik mij al meteen verwant: bij mij ligt het veenplassengebied ‘Reeuwijkse Plassen’ zowat in mijn achtertuin. En er is meer: een significant deel van beide veenplassengebieden bestaat uit een grote diepe zandwinningsplas. In het geval van Reeuwijk diende dat deels voor de aanbouw van een wijk in Bodegraven, in het geval van het Twiske diende het voor het Coentunneltracé (besmet woord, red.) en voor een wijk in het nabijgelegen Purmerend. De grote centraal gelegen zandwinningsplas in Het Twiske heet De Stootersplas.
Inmiddels is Het Twiske een recreatieschap geworden, met zowel aandacht voor sport en recreatie als voor de natuurwaarde. Hierbij is buitengewoon veel aandacht besteed aan het behoud van het Waterlandse karakter in het hele gebied. Dit laatste moest ik er op aandringen van de plaatselijke VVV bij zetten. Het is – heel slecht samengevat – een gebied van 650 hectare groot, dat voor ongeveer een derde uit water bestaat. Hier wilde ik het eigenlijk maar bij laten, want anders gaat dit hardloopblog over de maximale hoeveelheid karakters heen die Looptijden mij toestaat voor mijn kletsverhaaltjes. En ik ben al eens op rantsoen gezet, vergezeld van een officiële waarschuwing.
De Twiskemolenloop door bovengenoemd gebied is de met voorsprong favoriete loop van Arranraja. Deze gezamenlijke editie zou voor hem alweer nummertje 29 worden, voor mij was dit uiteraard het debuut. Al append hielden wij elkaar op de hoogte van onze voorbereidingen. Daarbij zagen wij tot ons leedwezen dat de weersvoorspellingen voor die 3e maart slechter en slechter werden. Stormen zou het, storten zou het. Maar enfin: we moesten het maar nemen zoals het zich voor zou doen, en we moesten ons ook maar niet druk maken over dingen waaraan we toch niets konden veranderen. Met die instelling bereidden wij ons voor op dat wat komen ging.
Na het betrachten van het nodige geduld brak dan eindelijk de wedstrijddag aan. Eindelijk zou ik de karakteristieke Twiske Molen zien, vernoemd naar die loop die daar al sinds jaar en dag gehouden wordt. Eindelijk zou ik de Bonnie Lasses zien: de Pretty Girls die als runderen vermomd het Twiske kaal grazen. Eindelijk zou ik dat atletiekbaantje van Antilopen Club Waterland, met een vloer van gravel, aanschouwen en zouden mijn hardloopvoetjes voelen hoe dat voelt. Eindelijk zou ik zien en voelen waarom deze loop in het leven van Arranraja zo’n prominente plaats inneemt. Misschien zou het virus ook op mij overslaan, gelijk als hoe het Jan en Jaco ooit besmet had. Het zou zomaar kunnen, nietwaar?
Op die storm- en regenachtige zondagochtend ontsnapte ik voor dag en dauw uit mijn stulp en liep ik tussen de regendruppels door naar het pythagoreske Goudse station. In de boemel naar Amsterdam overkwam mij exact hetzelfde als de vorige keer, toen ik naar Schoorl ging. Mijn treincoupé werd plotseling bevolkt door kinderen met een sterk verhoogd ADD-, ADHD- en hufterigheidsgehalte. Schreeuwend en krijsend nam het hele zootje zo dicht mogelijk bij mij plaats, als was het om mij te kwellen. Maar gelukkig had ik ditmaal een escapemogelijkheid. Was een drietal weken daarvoor de trein zo klein dat ik niet aan de kwelgeestjes kon ontsnappen, nu kon ik mijn toevlucht zoeken tot een verder naar achter gelegen gedeelte van het vehikel. Waarna de rust bij mij wederkeerde. En ik zag dat het goed was.
Totaal relaxed arriveerde ik na een klein uurtje op Amsterdam Centraal. Daar bezocht ik de Kiosk en de stationstoiletten om de in- en uitgaande stromen te reguleren. Vervolgens maakte ik de overstap naar een boemeltreintje dat de barre tocht naar Diemen ging ondernemen. Arranraja en ik waren namelijk overeengekomen dat hij mij met zijn voiture op het plaatselijke station zou oppikken. Voordat de trein vertrok werd ik aangesproken door een man van – denk ik – Afrikaanse afkomst. Hij moest naar Alkmaar begreep ik al snel, maar hij was door het dienstdoende perronpersoneel in deze stoptrein gedirigeerd. En die ging nou uitgerekend de andere kant op. Nadat ik hem in mijn beste Engels had uitgelegd hoe, wat en waar te handelen verliet hij de trein, buitengewoon gepikeerd over de adviezen van de NS-beambten.
Vlak naast het stationnetje van Diemen stond godzijdank een abri waarin ik voor de plensregen kon schuilen terwijl ik op mijn kompaan wachtte. Na het lezen van zijn blauw, blauw, blauwe blog had ik begrepen dat ik moest uitkijken naar een ‘zilvergrijze Note met achterop het gelukkig wel blauwe bordje met het opschrift ‘Pure Drive’. Lang duurde het wachten gelukkig niet want binnen 5 minuten kwam hij aangescheurd en zette hij zijn wagen met gierende banden voor mij stil. De begroeting was uiteraard weer allerhartelijkst. Het was al aardig laden en lossen voor hem geweest die ochtend, want vrouw- en dochterlief waren door hem eerder al naar de Jaap Edenbaan gebracht. Lekker schaatsweertje, trouwens. Swingend op de opzwepende klanken van een Bluegrass-fenomeen reden wij richting de uitgang van Diemen. Vandaar spoedden wij de A1 en vervolgens de A10 op. Vol vuur vertelde Arranraja over de bijnaam van Diemen-Noord, dat door allerlei afrekeningen in het criminele circuit aldaar heel toepasselijk tot ‘Diemen-Moord’ was omgedoopt. Het zal je maar gebeuren, zo in je achtertuin.
In het schilderachtige Landsmeer vonden wij een mooi plekje voor de auto. Vandaar wandelden wij door de gestaag vallende regen richting het sportpark waarop ook AC Waterland zijn domicilie hield. Het viel ons op dat ondanks het weer een aanzienlijk aantal lopers de weg naar het Twiske Atletiekstadion had gevonden. Mooi, dan waren we in ieder geval niet de enigen vandaag. Alleen ga je sneller, samen ga je verder. Deze tegeltjeswijsheid zou ons vandaag heel goed van pas komen.
Snel confisqueerden wij onze startnummers bij de balie en vluchtten we door de gutsende regen richting kleedkamers. Hier was het warm en bedompt, maar in ieder geval konden wij ons fatsoenlijk omkleden en het startnummer op het buitenste shirt monteren. Schielijk bracht ik al mijn doping in, uit angst door mijn hardloopgezel of door andere atleten betrapt te worden. Op een schorsing van twee jaar zit ik immers niet te wachten. Uiterste zorg werd vervolgens besteed aan het aantrekken van de Action-poncho’s (met hoodie!) die ons tegen de ergste regen, wind en kou moesten beschermen. Na nog een minuscule sanitaire stop traden wij maar weer naar buiten, de barre elementen tegemoet.
Volgens goed hardlopersgebruik liepen wij onszelf warm, ditmaal over de verharde paden van het sportpark. De gravelbaan van AC Waterland was hier niet geschikt voor, zo hadden wij in een enkele oogopslag al gezien. Wel moesten we uiteraard onze wedstrijd starten op de baan, en hier na 16.1 lange kilometers ook finishen. Dat zou al erg genoeg zijn. Tijdens het inlopen merkte Arranraja op dat mijn ponchootje een wel heel muzikaal geluid maakte op het ritme van mijn dribbelpas. Waarschijnlijk voelde het kledingstuk zich geïnspireerd door de bluegrass-klanken die het op de heenweg vanuit de sporttas moet hebben gehoord.
Als een zwaard van Damocles kwam de vermaledijde start van deze ongetwijfeld monsterlijke beproeving dichterbij. We bestudeerden nog eenmaal het parcours, en kwamen tot de conclusie dat de eerste 7 kilometers betrekkelijk gemakkelijk zouden worden – door de windrichting en mogelijk ook de beschutting door het struweel. Op kilometer 7 zouden wij achterin Het Twiske zijn gearriveerd en zou de storm vol op de kop komen te staan, dit tot iets na het 9km-punt. Daarna zou er weer wat beschutting zijn gedurende 3 kilometer, maar de laatste kilometers zouden weer een helletocht worden. Koortsachtig dachten wij na over het ideale strijdplan.
Het verstandigste zou zijn om de eerste kilometers niet te veel energie te verbranden, en te proberen in een groepje het punt te bereiken waar de storm pas echt zou opsteken. Daarna zouden we wel zien hoe onze krachten zich tot elkaar zouden verhouden. Kortom: eerst maar eens 7 kilometer doorkomen met de rem erop. We moesten ons niet laten verleiden door de rugwind, want ongemerkt verspeel je dan toch veel energie. Tijdsambities spraken wij niet uit: het zou zo zwaar worden dat elke gedachte aan een fatsoenlijke eindtijd overboord moest worden gegooid.
Met
deze strategie in het hoofd lieten wij ons klokslag vijf over elf wegschieten
voor de iets meer dan zestien kilometer lange monstertocht. De eerste honderden
meters speelden zich af op de baan die er compleet verzopen bij lag. Grote
plassen zorgden ervoor dat het waterpeil in de hardloopschoentjes al snel ver
boven NLP (Nieuw Landsmeers Peil) was gestegen. Met klotsende sokken verlieten
wij het atletiekstadion op zoek naar het markante Twiske-gebied. Op weg daar
naartoe vormde zich al snel een groepje van zeven personen met een gezamenlijk
strijdplan: vier Brabanders (drie mannen, één vrouw), één dame in felroze
loopkledij, mijn loopmakker en ikzelf. Tevreden over deze gang van zaken
nestelden wij ons in het midden van dat groepje, waarbij ik – als haas van
dienst – Arranraja wel af en toe moest manen om zich in te houden. Intussen
maakte mijn kompaan mij/ons attent op allerlei landmarks in dit inderdaad
schitterende gebied. Die Brabanders leken overigens wel heel gelukkig op deze
manier de carnaval ontvlucht te hebben, zo bevrijd liepen zij daar rond. Je
moet wel een enorme pesthekel aan carnaval hebben wil je in in plaats daarvan
door de gierende storm en striemende regen door het Twiske gaan watertrappen.
Maar enfin, ieder zijn of haar eigen liefhebberij. Deel één van ons strijdplan
was geslaagd, hoewel wij al snel merkten dat onze vrienden uit het zuiden niet
allemaal dezelfde loopsterkte hadden. Na een kilometer of zes kozen twee van
hen het hazenpad samen met de Pink Lady, en nadat wij nog enige honderden
meters met de twee achterblijvers hadden meegehobbeld vond ik dat er maar eens
een klein tandje bij moest. Langzaam maar zeker schoven Arranraja en ik weg van
onze metgezellen en liepen zo het Brabantse gat in. We waren nu vlak bij
kilometer zeven, en het zou nu echt serieus gaan worden. De wind was nu
aangewakkerd tot een zware storm, en wij allen zetten ons schrap voor wat komen
ging.
Na een korte draai kregen wij inderdaad de storm vol op de kop. We bevonden ons nu aan de overkant van de Stootersplas, en er waren geen bomen te bekennen die de tot orkaankracht aangezwollen storm nog enigzins konden breken. Nou ja orkaankracht, ach zo voelde het toch wel even. Zelf vind ik dit soort uitdagingen geweldig, dus ondanks alle windwaarschuwingen van Arranraja kwam nu dus mijn favoriete gedeelte. Het werd een echte stormbaan voor zeven individuen. Bij elkaar lopen lukte simpelweg niet meer. Gaandeweg naderde ik de voorste twee Brabantse lopers die zich wat inhielden, en de Lady in Pink die wel de grootste moeite had. Het gat met mijn medeblogger liet ik niet verder oplopen dan een meter of 10. Al buffelend en ploeterend streek ik neer op een wat oudere dame, die naar achteraf bleek bezig was aan de halve marathonafstand. Ik vroeg haar hoe het ging, en na haar positieve antwoord gaf ik haar mee dat ‘je wèl voelt dat je leeft, toch?’. En ‘We doen dit wèl voor ons plezier, toch?’ Of het arme mens hier wat aan heeft gehad? Geen idee, maar mijn intenties waren in ieder geval goed.
Na 9 kilometer kwam een hergroepering tot stand. Zwaar vermoeid na deze monsterlijke inspanning werd weer even de geborgenheid van de groep opgezocht, konden wij even op adem komen en werden de eerste ervaringen uitgewisseld. Het was een stuk luwer nu in de beschutting van de bossages. We waren nu weer aan de zuidkant van de Stootersplas. Nu zouden we weldra langs de Bonnie Lasses van Arranraja komen, maar volgens mij hadden deze Pretty Ladies heel verstandig de Code Oranje van het KNMI in de koeienoren geknoopt en hadden zij al even wijselijk de stal opgezocht.
Bij de drankpost op 11 kilometer nam het gezelschap even de tijd om één of twee watertjes tot zich te nemen. Arranraja pakt echter nooit bekertjes aan van vreemden, zelfs hier niet, maar doet altijd een beroep op zijn eigen fles met versterkende middelen. Omdat hij dat in hardlooppas bleef doen, moest ik na het laven even flink aanzetten om mijn makker bij te sloffen. Hierdoor viel wèl het hele groepje, en nu definitief, uiteen. Getweeën maakten wij ons op voor de laatste kilometers van onze 10 Engelse Mijlen, waarvan we wisten dat het nog een hels stuk zou worden. Op gezette tijden kwamen wij de lopers van de halve marathon tegen die overigens in de tweede helft van hun tocht een geheel van ons verschillend parcours liepen. Ze kwamen van allerlei kanten. Met de laatste krachten worstelde een ieder zich door het laatste stuk heen, een stuk waar wederom geen bomen stonden en waar de (tegen)wind vrij spel had.
Na iets meer dan 14 kilometer kwam dan eindelijk de Twiske Molen in zicht, en wisten wij dat het lijden niet lang meer zou duren. Arranraja liep al enige tijd op zijn laatste benen, en ikzelf had nog nèt een beetje peut in de tank over voor een lichte versnelling. Op kilometer 15, bijna terug bij het sportpark, sloeg ik een gat met mijn loopkompaan, een gat dat door hem niet meer dichtgelopen kon worden. De laatste 300 meter (volle ronde) over de baan waren wederom een verschrikking door de enorme plassen die absoluut niet te ontwijken waren. Uitgeblust passeerde ik de finish, in de laatste meters nog aangemoedigd door de voorzitster van AC Waterland. Ze wist zowaar hoe ik heette, èn dat ik uit Gouda kwam, èn dat ik een topprestatie had geleverd. Toch fijn van deze dame, die tenminste begrijpt hoe gruwelijk deze tocht over deze Noord-Hollandse toendra voor een Gouwenaar moet zijn geweest.
Een luttele 16 seconden na zijn privéhaas stoomde Arranraja over de finish. Zijn 29e, en misschien wel meest markante, editie van de Twiskemolenloop was voltooid. Hij kon trots op zichzelf zijn. De Brabantse vrienden en vriendin kwamen ook één voor één over de eindstreep, allemaal meer uitgewoond dan één carnavalsnacht kan veroorzaken. Gezellig keuvelend met onze medelijders kwamen we tot de conclusie dat we allemaal een buitengewone prestatie hadden geleverd onder deze barre omstandigheden. En toen kwam de verrassing: Arranraja had zonder dat ik het merkte een fraaie medaille voor mij aangeschaft, en hij hing deze plechtig, en onder dankzegging, om mijn ranke hals. Wat een mooie apotheose van een bijzondere hardloopdag.
Uitlopen was er dit keer niet bij. In de kleedkamer werd in stilte omgekleed, zo zeer was iedereen nog onder de indruk van wat er zojuist was gebeurd. In de kantine van AC Waterland kwamen wij met een kop koffie en een broodje weer op verhaal. Gebroederlijk keuvelend liepen Arranraja en ik even later naar de auto terug, tevreden over deze alweer vijfde Succesvolle Samenloop. Een jubileum, jawel! Op naar de 10 dus, waaronder hopelijk ook een Twiskemolenloop onder betere weersomstandigheden. Dan kunnen we vast ook wat beter van dit prachtige veenplassengebied genieten, daar ten noorden van onze hoofdstad. Dit succesverhaal krijgt dus zeker een vervolg.
Voldaan reden wij zingend en swingend terug naar Diemen, waar ik exact één minuut voor vertrek van de boemel uit de auto werd gegooid. Met nog een laatste krachtsinspanning stormde ik het treintje binnen, waarna ik mij uitgeput richting Amsterdam Centraal liet vervoeren. Daar aangekomen trakteerde ik mijzelf op een patatje pindasaus, een guilty and unhidden pleasure. De rest van de terugreis verliep in alle rust. Mediterend in de stoptrein naar Gouda bedacht ik mij dat het wel behoorlijk heftig was geweest vandaag. Maar goed, je voelt wèl dat je leeft. En je doet het wèl voor je plezier.
Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op donderdag 25 april 2019 22:17