Op een Mooie Pinksterdag

Geplaatst door

De tocht door de fraaie bezwangerde natuur van de Goudse Hout, vol met zoemende bijtjes en vrolijk hinnikende paarden, had inderdaad naar meer gesmaakt. Ik tekende het al op in mijn gloedvolle verslag erover. Een tweetal weken na de turbulente gebeurtenissen net ten zuiden van de Reeuwijkse Plassen verscheen er opnieuw een aansprekende beproeving op het programma. Schrijver dezes ging zijn debuut maken op de hoofdstedelijke Gaasperplas Tunnelrun. Een loop rondom de Gaasperplas, met als smakelijke uitsmijter een drietal kilometers door de nieuwe tunnel van de A9. Totale lengte (dit voor de liefhebbers): 13 kilometer en grofweg 650 meter.

U ziet het goed: een incourante afstand ditmaal. Een PR lag binnen bereik – maar eerst moest ik ‘m uiteraard wel zien te voltooien. Het verbaasde mij overigens dat er één week voor aanvang van dit tunnelfestijn nog kaarten waren te scoren – ik dacht niet anders dat er een enorme run op zou zijn geweest. De organisatie snoepte echter met graagte het startgeld van mijn bankrekening af zodat ik mij definitief kon opmaken voor het festijn in Tropisch Amsterdam.

Ook mijn grote vriend Arranraja ging deze loop op 9 juni verhapstukken (bron: Arranraja). Hij had zich al tijden geleden ingeschreven voor deze Mokumse tunnelbeproeving – vorig jaar had hij hem ook al gelopen en het was kennelijk goed bevallen. Ook was het dit jaar de laatste kans om ondergronds te gaan. Immers: in 2020 zal het tunneltracé in gebruik zijn en dan wordt het wat onrustig lopen daar door die buizen. Wel speelde een telkenmale opspelende rugkwetsuur mijn loop- en blogvriend nogal parten. Ik hoopte natuurlijk vurig dat hij met zijn medisch team het euvel enigszins had kunnen bedwingen, zodat niets een zesde Succesvolle Samenloop in de weg zou staan. De voortekenen waren aanvankelijk niet positief geweest. Onze Diemense Doordouwer had al enige wedstrijdlopen van zijn programma moeten schrappen, iets dat hem heel veel verdriet had gedaan. Maar nu, zo vlak voor het Gaasperplas-gebeuren, leek het tij te zijn gekeerd. De behandelende artsen hadden hem groen licht gegeven, mits hij zich gedeisd zou houden. Verheugd appte ik hem dat ook ik een ticket had bemachtigd – en hij reageerde verbaasd en enthousiast. Verbaasd omdat ook hij meende dat de tickets allang vergeven zouden zijn, enthousiast omdat zijn persoonlijke Goudse Kaashaas plotsklaps zijn diensten kwam aanbieden.

Dat laatste gaf vanzelfsprekend alle aanleiding voor enthousiasme, immers: door gebruikmaking van deze diensten (tegen vriendentarief) zou het voltooien van de Gaasperplas Tunnelrun voor Arranraja een eitje van een cent worden. Zeker als wij – zoals door opdrachtgever aangegeven – een dead slow pace zouden gaan onderhouden. Vlotjes werd het Service Level Agreement opgesteld (standaard sjabloon voor pacersdiensten), en na een paar reviewslagen door beide partijen ondertekend. Hiermee was de druk van de ketel en konden wij ons rustig voorbereiden op wat komen ging.

En zo ontmoetten wij elkaar op die mooie Eerste Pinksterdag om 11 uur des ochtends op het schilderachtige Amsterdam Bijlmer ArenA. Schilderachtig vooral door de prachtige naastgelegen voetbaltempel die deels naar dat station was vernoemd. Het andere deel – U weet het – wordt gevormd door de bij leven en inmiddels ook bij dood legendarische nummer 14. Wat heb ik het prachtig gevonden hem in het echt te zien spelen. De magnifieke boogbal waarmee hij Ton Thie verschalkte in het duel met ADO in het Zuiderpark: ik was er bij. De fenomenale 2-0 in Dortmund waarmee hij Nederland definitief naar de WK-finale van 1974 schoot: ik was er gloeiend bij. Ook zag ik Johan Cruyff als speler van Barcelona schitteren in het Olympisch Stadion tijdens het Amsterdam 700-toernooi. Ik was toen nog maar een verlegen en wereldvreemde tiener, maar ik wist dondersgoed dat ik getuige was van grootse momenten.

Cruyff scoort 2-0 tegen Brazilië
In de achtergrond de 13-jarige Tobatleet

Door het feeërieke winkelcentrum Amsterdamse Poort en vervolgens het Nelson Mandelapark stevenden wij af op de plek des heils: het schitterende atletiekstadion van Atletiekvereniging Feniks, met zijn al even schitterende blauwe baan. Het zou vandaag het start- en finishdecor zijn van een lange en van warmte bezwangerde loop, zoveel wisten we wel. Al wandelend voerden wij hoogstaande gesprekken over hoelang we in bepaalde plaatsen hadden gewoond. De aanleiding hiervoor was dat Arranraja gedurende ongeveer 20 jaar domicilie had gehouden in het nabijgelegen Reigersbos.

Aan de poort van de atletiektempel ontwaarde ik oud-collega Marianne, van wie ik mij plotsklaps bedacht dat zij al enige jaren in het organisatiecomité van de Gaasperplasrun zitting had. De begroeting was uiteraard allerhartelijkst, en even memoreerden wij onze gezamenlijke tijd bij onze gezamenlijke werkgever. Veel tijd had zij echter niet voor ons: na enige woordenwisselingen vertrok zij op het fietsje om de obstakels op het parcours voor een laatste keer te monsteren. Men kon maar beter niets aan het toeval overlaten.

Het was inmiddels buitengewoon warm geworden – geen weer voor een blanke in het tropisch gedeelte van Amsterdam. In de kleedkamer verwisselde ik snel mijn hardloopshirt voor een singletje. Hierop werd mijn startnummer geschroefd, het startnummer dat Arranraja daags tevoren voor mij uit een sportzaak in Amsterdam-Oost had opgehaald. Saillant detail: mijn nummertje was 891, het zijne 892. We konden deduceren dat dit mogelijk was door een alfabetische rangschikking op achternaam. Vanwege de verscherpte privacy-wetgeving weiger ik echter de achternaam van mijn hardloopkameraad prijs te geven ingeval U deze ordening zou willen verifiëren.

Twee jonge vrouwen in hoge sanitaire nood meldden zich vervolgens in onze herenkleedkamer. Of zij even hun gevoeg konden doen op het herentoilet, was de prangende vraag. Dit omdat de wachtrijen bij de vrouwentoiletten de situatie voor hen ondraaglijk en uitzichtloos had gemaakt. Na enig onderhandelen over een gepaste vergoeding gaf ik de finale toestemming en konden de dames aan hun sanitaire behoeften tegemoet komen. Intussen naderde voor ons het tijdstip om de kleedkamer te verlaten en ons te wijden aan een serieuzere taak: de warming-up.

Al hakkebillend, knieheffend, steigerend, rekkend en strekkend (dynamisch!) waren wij getuige van de start van de twee kortere afstanden: de 5 en de 10 kilometer. Geen van deze onderdelen zou de atleten door de tunnel brengen: dit was slechts voorbehouden aan ons dappere martelaren. Na een laatste zenuwenplasje in Dixiland maakten ook wij ons op voor de start van ons eigen spektakel. Om klokslag 20 over 12 werden wij weggeschoten, en na driekwart ronde op de heerlijk verende baan werden wij het park in gedirigeerd. Ik kreeg het direct buitengewoon warm: iets wat mij tegenwoordig altijd overkomt in de eerste kilometers van een loop.

Na een fraai stuk door het Nelson Mandelapark (één van mijn helden) belandde het peloton in een woonwijk. Daar liepen Arranraja en ik aanvankelijk achter een koppel vrouwen aan. Het was mij te warm om de hazenrol van acquit op te pakken, dus we konden wel wat hulp gebruiken. ‘Mijn tijd komt wel’ sprak ik ietwat berustend. Maar toen één van de dames opmerkte dat zij misschien niet zo’n geschikte haas zou zijn, werd opeens de trotse pacer in mij wakker. Ik bedacht mij geen moment, slalomde om het vrouwengroepje heen en begon verwoed de kar te trekken. Lang duurde dit echter niet. Het vrouwelijk kruit was al snel verschoten en samen met mijn dierbare strijdmakker beende ik van het groepje weg richting een tweetal manspersonen. Vrij snel hadden wij ze te pakken, en gevieren ploeterden wij voort onder de steeds feller schijnende zon.

Al spoedig bereikten wij de boorden van de Gaasperplas – maar qua warmte bood dat niet al te veel soelaas. Soms stond de zon heel fel te schijnen en was het warm, soms verschool ie zich achter een paar wolkjes of een roedel bomen, maar frisser werd het daar niet door. Langs de kant van de weg stond iemand met een bord waarop stond: “Je suis Fieke”. Was dit nou om Fieke aan te moedigen, of school hier wat meer achter? Ik moest onwillekeurig aan Charlie Hebdo denken, dus ik raakte enigszins in verwarring. En mijn brein werkte toch al niet optimaal met die hitte. Er ontwikkelde zich een vervelende hoofdpijn links achter, die steeds erger werd. Het werd tijd – vond ik – voor de eerste verversingspost.

Die post diende zich gelukkig aan na vijf kilometer – aan de noordkant van de plas, op een heel irritant open stuk. Tot onze onuitsprekelijke vreugde werden daar behalve bekers water ook zeiknatte sponsen uitgereikt. Voor Arranraja het teken om onmiddellijk zijn hoofd en nek te gaan boenen. Voor mij was de spons ook een uitkomst: van tijd tot tijd kon ik nu het pijnlijke achterhoofd koelen in de hoop dat daarmee het euvel zou worden verholpen. En inderdaad: de hoofdpijn zakte, maar de warmtestuwingen bleven voortduren.

Kort na de drankpost sloegen wij bij de Gaasp linksaf de bossages in: het Gaasperpark. Dat was wel weer even lekker, even schaduw, even weer wat op krachten komen. Onze twee groepsgenoten waren we inmiddels kwijt. Plotseling hoorden we een luid getoeter achter ons. Een kennelijk zwaar opgevoerde Canta scheurde rakelings langs ons heen. Blijkbaar had de bestuurder meer haast dan wij, de hufter. Jawel: ook Canta-piloten kunnen snelheidshufters zijn. Geschrokken maar niet van ons voetstuk gebracht deden wij voort. Wat mijn kameraad bijna wel van zijn voetstuk bracht waren de nodige takken die door een eerdere storm her en der op het pad waren gekwakt. Tenauwernood ontsnapte Arranraja aan fikse struikelpartijen die ons verder van huis zouden hebben gebracht.

Na het passeren van de Gaasper Camping (zeer toepasselijke naam) maakte het peloton zich op voor de speciale verrichting van deze wedstrijdloop: de drie duistere kilometers door de Gaasperdammer Tunnel (die naam verzin ik hier ter plekke). Daarvoor moesten wij ons eerst nog een weg banen richting de A9. Ter hoogte van de Tulip Inn en de aanpalende La Place gingen wij onder de snelweg door en maakten wij een scherpe bocht naar links. Via een korte klim gingen we dan uiteindelijk naar de ingang van de tunnelbuis. Joepie. Het echte werk ging beginnen.

Vergelijkingen met de IJ-tunnel (DtD) gaan mank: die tunnel is kort (één kilometer), gaat behoorlijk steil naar beneden en meteen weer naar boven, en is bovendien zo krom als een hoepel. De Gaasperdammer Tunnel daarentegen is kaarsrecht, niet zo diep, en vervelend lang. Ook zijn er geen trommelaars die het atletenvolk begeleiden. In deze tunnel stond elke 500 meter één (zegge: 1) vrouwspersoon opgesteld, die – het moet gezegd – haar keeltje schor schreeuwde om ons vooruit te krijgen. Ook was er op enige honderden meters voor het einde van de tunnel een drankpost. Daar laafden Arranraja en ik ons overvloedig, want ook in de tunnel was het nog gemeen warm. Jammer genoeg bleven de sponsen ditmaal achterwege.

Nou ja, kaarsrecht….

Eindelijk uit de tunnel moesten we meteen naar rechts voor een venijnige klim. Dit was iets waar Arranraja enorm tegen had opgezien. Ik maande mijn opdrachtgever nog om met kleine pasjes omhoog te gaan, maar het hielp allemaal niet meer. Daar, op slechts één kilometer voor de finish, verschoot mijn kompaan zoveel kruit dat de snelheid er he-le-maal uit ging. Worstelen werd het. Zelf had ik die puist iets beter verteerd, en het vooruitzicht van een spoedige finish gaf mij nieuwe energie. Langzaam maar zeker begon ik uit te lopen op de moegestreden krijger. In de laatste honderden meters passeerde ik nog wat atleten die er finaal doorheen zaten. Vlak voor mij liep een drietal jonge vrouwen, en deze aanblik spoorde mij aan om nog wat extra kolen op het vuur te gooien.

Teruggekeerd op de atletiekbaan rekende ik met een woeste eindsprint de drie deernes in en gooide ik mijzelf over die verrekte eindstreep. Terstond draaide ik mij om, om te zien waar Arranraja bleef. Tot mijn starre verbazing bleek hij slechts een luttele 8 seconden te hebben toegegeven. Driewerf hulde hiervoor. Tevreden wijdden wij ons aan het uitwandelen, en deden wij ons tegoed aan water, sportdrank, sinaasappel en banaan. Niet noodzakelijkerwijs in die volgorde. We hadden het hem weer gelapt: onze zesde Succesvolle Samenloop was inderdaad succesvol gebleken.

Na een mooie wandeling door het Nelson Mandelapark betraden wij de Sterrendollars op Bijlmer ArenA en slobberden wij een welverdiende Grande Caramel Machiato en een dito Grande Moccha naar binnen, onderwijl geestdriftig discussiërend over sportkleding en aanverwante artikelen. Een zeer aangename loopdag zat er weer op, en nadat de koffiebekers geledigd waren gingen wij na een roerend afscheid weer ons weegs. Drie weken later gingen wij elkaar echter weer treffen bij het Vechtfestijn in Weesp, dus het leed was beperkt.

Ik weet het: niet altijd kwijt ik mij volledig van mijn taken als pacer. En dat ondanks de ruime vergoedingen die ik telkenmale ontvang. Zeker in de recente Succesvolle Samenlopen pleeg ik er steevast in de laatste kilometer vandoor te gaan. Dit doe ik overigens wel nadat ik mij er van vergewist heb dat mijn opdrachtgever het laatste stukje zelfstandig kan voltooien. En volgens mij begrijpt hij dat ook. Speciaal voor Arranraja, die zoveel te stellen heeft met de nukken en grillen van zijn privéhaas, heb ik een bekend Pinksterliedje omgeschreven naar zijn definitieve hardloopversie. Sorry Annie M.G.

Op een mooie Pinksterdag
Als het even kon
Liepen haas en opdrachtgever om de Gaasperplas te hobbelen in de zon
Gingen startbewijsjes kopen
Loopje lopen
Eindeloos
Kijk nou toch, je gaat te snel
Jij stoute haas
En Arjan boos

Arjan was een strenge man
Arjan was de baas
Arjan was een duidelijke mengeling van Onze Lieve Heer en Sinterklaas
Ben je bang voor langzaam
Langzaam deert niet
Arjan zegt doe niet zo dwaas
Op een mooie Pinksterdag
Met zijn Goudse haas

Als zijn pacer weer versnelt
Wordt hij langzaam kwaad
Zou hij tegen deze arme jongen willen zeggen: rustig aan en in de maat
Hebbu dat nou ook meneer?
Jawel, meneer
Precies als elke haas
Op een mooie Pinksterdag
Trekt ie aan zijn taas

Hij kan naar Ameide zijn
‘t Kan ook wel naar Tiel
‘t Kan ook wel naar Leiden zijn of wellicht naar Ter Heide zijn
Of zelfs nog naar Den Briel
Arjan kan gaan ploegen
En gaan zwoegen
Tot hij purper ziet
Arjan zegt: pas op, m’n haas
Je gaat te snel
Hij luistert niet

Arjan is zo uitgeput
Arjan is zo moe
Arjan is er enkel en alleen maar voor de gage en de rest doet er niet toe
Ik wou dat ik nog één keer
Met mijn kaashaas
In zijn kielzog lopen kon
Op een mooie Pinksterdag
Samen in de zon

Ze moesten eens weten

Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op vrijdag 27 september 2019 01:39

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.