Tja, en zo verandert in één grote klap je status. Maanden lang was ik ‘in training voor de eerste marathon”. Gisterochtend ging dat dan eindelijk veranderen. Mijn status werd ‘op het punt de eerste marathon te lopen’.
Een half jaar geleden dacht nog geen spriet op mijn kalende bolletje er aan om een marathon te lopen. Vijf halve marathons had ik inmiddels verhapstukt (bron: Arranraja) maar twee keer zo ver lopen: dat leek mij een mission impossible. En mijn hardloopresultaten op ‘de halve’ waren de laatste jaren ook niet om naar huis te schrijven. Was mijn debuut (in 2003 in Leiden!) op de 21.1K alleszins acceptabel, de drie volgende edities brachten stuk voor stuk teleurstellingen van ruim boven de twee uur. Niet bepaald een aanleiding om die afstand binnen afzienbare tijd te gaan verdubbelen. Maar toen kwam de Halve van Amsterdam in oktober 2015. Ondanks het feit dat ik er toen net niet in slaagde om onder de twee uur te finishen bemerkte ik toch een aanzienlijke vooruitgang. En heel stilletjes ontstond toen de kortsluiting in mijn hoofd: ik zou het er dan toch echt op gaan wagen. Een enorm commitment, dat wel. Maar ja, ik was inmiddels op een gezegende leeftijd van 54 gekomen, dus veel uitstelgedrag kon ik mij nou ook weer niet veroorloven.
In voorgaande epistels heb ik tot vervelens toe verslag gedaan van alle georganiseerde en ongeorganiseerde loopjes die mij optimaal voorbereid op 22 mei in het Jaar des Heeren 2016 te Leiden aan de start moesten laten verschijnen. De afgelopen drie weken had ik mij helemaal te pletter getaperd na de generale repetitie over 36 kilometer. Toen, op een zonnige zondagmiddag, ging na 33.5km het licht volledig uit en moest ik verschrikkelijk in de ankers. Geen banaan, gel of wat voor soort doping dan ook bood nog soelaas. Ook de praktische en morele steun van Elfriede, die dapper met mij meefietste, kon het tij niet meer keren. Meer dood dan levend zwalkte ik de laatste kilometers richting de denkbeeldige finishlijn die ik zoals altijd met grote zorgvuldigheid had getrokken. Drie uur en drie kwartier had deze beproeving geduurd – en ik vond het in alle opzichten eindeloos.
Het was duidelijk: slechts rust kon mij nou nog redden. En dus werden de hardloopactiviteiten snel afgebouwd. Er was in die drie weken nog één duurloop van 15km en twee van 12km, maar meer niet. En de Goudse Runnerstrainingen: die moesten op last van de trainers in een beduidend lager tempo worden afgewerkt. Met als ‘dieptepunt’ de training afgelopen zaterdagochtend waar Rob (mijn trainer en masseur) erop toezag dat ik deze in slakkengang aflegde. Dit had ik hem sowieso al moeten beloven toen ik donderdagavond bij hem op de massagetafel lag om mijn rug en benen nog eens goed onderhanden te laten nemen. U weet: bij mij zijn alle middelen geoorloofd om tot het gewenste resultaat te komen.

En zo zou ik mede dankzij Rob topfit in Leiden gaan verschijnen. De stad waarover ik in een eerder epistel al uitgebreid schreef. De plaats waar ik ben opgegroeid, waar ik op school heb gezeten, waar ik telkens als in een nostalgische hang naar terugkwam, en waar ik een negental jaren het Hoogheemraadschap van Rijnland hielp om het water schoon en de voetjes droog te houden. Die keuze voor Leiden was om die redenen zo gek nog niet. Bovendien had de Leiden Marathon op onder andere die van Rotterdam voor dat het één grote ronde was, niet alleen in de stad maar vooral ook in de aanpalende ommelanden. Dat leek mij al met al veel aantrekkelijker dan een marathon die zich voor het overgrote deel in de bebouwde kom zou afspelen.
Mijn inmiddels zwaar favoriete schoonmoeder had nog wel zo haar bedenkingen. Waar ze het vandaan haalde: God only knows, maar in haar optiek was er op deze aardkloot maar één marathon serieus te nemen. En wel die in The Big Apple, door sommigen ook wel New York genoemd. Een stadsmarathon van jewelste. Wat je van ver haalt (lees: wat je ver weg loopt) is het lekkerst, moet zij hebben gedacht. Hoe exotischer hoe beter, moeten haar wildste fantasieën haar hebben ingegeven. Enfin, hoe dan ook: het kostte nog veel energie haar ervan te overtuigen dat ook een doodordinaire Leidsche marathon een afstand van 42.195km behelste. En dat daarvoor dus niet de Atlantische Oceaan hoefde te worden overgevlogen. Kijk, als ze nou aangeboden had om mijn reis, verblijf en inschrijving daar in de US te sponsoren: dán had ik de situatie nog wel kunnen heroverwegen. Van die financiële impuls bleek evenwel geen sprake van te zijn. Enig aandringen en emotionele chantage zette ook geen zoden aan de dijk. En dus hield ik voet bij stuk en bleef het bij Leiden, nota bene haar bloedeigen woonplaats. Ze moest het er maar mee doen.
Veel van mijn UWV-collega’s hadden mijn voorbereidselen voor de Grote Beproeving met al dan niet geveinsde belangstelling gevolgd gedurende de afgelopen maanden. Mijn oeverloos geleuter over het trainingsschema en de dagelijkse updates omtrent de vorderingen verpestten menig koffiepauze en vrijdagmiddagborrel. En dat terwijl het gesprek altijd over werk dient te gaan. Zo hoort het namelijk. Vooral de naaste werkkompanen Renée, Jan en Jos leden ondraaglijk en uitzichtloos onder al mijn bespiegelingen. Bespiegelingen die voor hen totaal irrelevant zijn, omdat geen van drieën ook maar enige affiniteit met de hardloopsport heeft. Ooit zal ik het goed maken met ze. Geen idee nog hoe.
Maar dat allemaal terzijde. Intussen groeide mijn fanclub gestaag. Het groepje dat mij op die dag zou gaan supporteren bestond aanvankelijk uit mijn partner, mijn dochters en een nog lichtjes tegensputterende schoonmoeder. Maar over de onvolprezen WhatsApp kondigden long-time friends Rolf en Pirjo enige dagen voor D-Day aan dat zij post zouden gaan vatten bij de pontonbrug over de Oude Rijn. Een pontonbrug na 11km koers die daags tevoren door de ingevlogen genietroepen zou worden aangelegd vlakbij de Rijneke Boulevard. U kent het misschien wel: één van de vele woonwalhalla’s die ons land rijk is. Voor Rolf en Pirjo was dit om de hoek: zij wonen al sinds jaar en dag in Zoeterwoude-Rijndijk.
Er was echter nog meer goed nieuws: ook mijn ouders zouden – indien enigszins mogelijk – naar de Spanjaardsbrug op de grens van Leiderdorp en Leiden komen om hun tobsporter door zijn ongetwijfeld helse laatste kilometers te helpen. En ook Maarten, Jantine’s boyfriend, zou van de partij zijn. Elfriede en haar mokkende moeder zouden over de Singels gaan dweilen om mij in mijn verwoede gevecht te spotten en mij aan te moedigen. Jantine, Maarten en Lianne zouden zich vlakbij de finish op gaan houden, om mij het allerlaatste zetje te geven. Wat een weelde, zo’n trouwe groep volgelingen. Uiteraard mocht ik ze niet teleurstellen.
Verbaasd over mijn eigen innerlijke rust sprong ik zondag om 6 uur uit mijn warme mandje. Vandaag ging het dus gebeuren! Veel mensen spreken over al dan niet gezonde wedstrijdspanning, maar ik had wat dat betreft de voorafgaande dagen weinig gevoeld. Stalen zenuwen, en ijswater in de bloedvaten. Waarschijnlijk kwam dat doordat ik wist dat ik er alles aan gedaan had, en dat ik op deze Grote Dag wel zou zien waar (en wanneer, en hoe) het schip zou stranden. No worries – that would only add to the stress, zo had ik mijzelf voorgehouden.
Na een goed ontbijt en twee koppen koffie (U weet wel waarom), griste ik snel de voorgenomen kledij van het looprek. Nee, dit leverde ditmaal geen twijfelpartijen op: ik had een compleet nieuw outfitje “for the occasion” aangeschaft. Zowel functioneel als esthetisch verantwoord.
Na de omkleed- en inpakpartij namen mij lief en ik elkaar hartstochtelijk in de armen en namen roerend afscheid. In de loop van de middag zou alles duidelijk zijn, en met die gedachte hobbelde ik bepakt en bezakt naar het prachtige Goudsche station. Om klokslag twee over acht vertrok het boemeltje richting Leiden, via Alphen aan den Rijn. Aan boord van het vehikel kwam ik Kim tegen, dochter van mijn Goudse Runners-loopvriend Wim. Zij zou vandaag in Leiden voor Omroep West interviews maken met lopers en aanverwante artikelen, en deze interviews op Twitter plaatsen. Geanimeerd keuvelden wij over wat deze dag ons brengen zou. Zouden wij elkaar voor de start nog tegenkomen, dan zou zij eventueel bereid zijn mij een vraaggesprek af te nemen. Met die vreugdevolle gedachte naderden wij langzaam maar zeker de plek des heils voor vandaag.
Na aankomst in de Sleutelstad spoedde ik mij vooreerst naar mijn oudste dochter Jantine. Zij woont in het centrum met haar vriend Maarten, en hun huisje zou voor mij het pied-á-terre zijn voor deze ochtend. Ook zij hadden de wekker al vroeg gezet om mij te kunnen ontvangen en verder te begeleiden.
Onderweg op de Stationsweg kwam ik een jongeman tegen die mij ietwat uit de hoogte vertelde dat hij een tijd van om en nabij de drie uur ging lopen. Voor minder zou hij het niet doen, voegde hij er aan toe. Wijselijk hield ik mijn mond: over dergelijke tijden durfde ik slechts in mijn stoutste dromen te dromen, en bovendien gingen mijn bescheiden ambities hem niets aan. Die waren voor mij en mij alleen. Na hem succes gewenst te hebben met zijn onderneming sloeg ik linksaf de Beestenmarkt op richting het dochterlijke stulpje. Het miezerde zacht, en ik was toe aan een stevige bak pleuâh.
Ter plekke werd ik met een sterke espresso op mijn wenken bediend. Jantine en Maarten bewonen een verdieping boven sportcafé The Dukes of Oz. Vroeger was hier jazzcafé The Duke gevestigd, wereldberoemd in Leiden door de vele jamsessies die er gehouden werden – en die ik met studievriend Erik regelmatig bezocht. Dit alles speelde zich af in de eerste helft van de Tachtiger Jaren, waarin het Leidsche kroegleven in de volle breedte werd verkend en benut.
Op één been kan een man niet staan, dus moest er nog een espresso worden aangerukt. En U weet inmiddels wel wat dat teweeg brengt. Nadat ik nog eenmaal het dochterlijke toilet had gevisiteerd togen wij uiteindelijk naar het startgebied. Mijn marathondebuut zou over een uur plaatsvinden! Inmiddels was wat steviger aan het miezeren; dat zorgde er evenwel voor dat het redelijk koel was. En dat laatste was wel prettig want ons was een wat benauwde marathondag voorspeld.
Op het grote startterrein kwamen wij Kim van Omroep West weer tegen, en ja hoor: mij werd dat beloofde diepte-interview van maar liefst 30 seconden afgenomen. Social Media hè, Nieuwe Tijden hè: alles moet snel en flitsend. Na 5 takes vond ik dat ik er goed op stond, en na een korte bespreking over portretrechten en copyrights – en meer van dat geneuzel – gaf ik mijn finale toestemming. Ik zou nu eindelijk wereldberoemd worden in het verzorgingsgebied van Omroep West. Eindelijk die (meer dan terechte) erkenning na al die jaren.
Na snel nog even oude studievriend Christiaan begroet te hebben (die óók de marathon ging lopen) was het tijd om in het startvak plaats te nemen. Daar vond ik al snel de twee hazen Daniël en Klhaas (zo stond zijn naam op z’n mooie groene ballon) voor 4:15 met een allengs aangroeiend gevolg. De handen werden geschud, de eerste tips werden verstrekt en ik bracht snel nog een half banaantje in. Het feest kon beginnen.


In Rotterdam teistert Lee met zijn You’ll Never Walk Alone de oorschelpen, hier in Leiden hadden we een Plaatselijke Grootheid met (jawel!) het Wilhelmus. Hand op den borscht en vol vervoering meezingen natuurlijk, zeker voor zo’n doorgewinterde patriot als ik. Just kidding. Meteen daarna werd de meute (waaronder ca 800 marathonlopers) weggeschoten.

Het eerste wat ik deed na 300 meter was mijn banaan verliezen, die ik voor de start zo zorgvuldig in mijn gordeltje had gestoken. Een psychologische klap van jewelste, waar ik kilometers voor nodig had om van te herstellen. Nu moest ik het ineens verder doen met twee flesjes met aangelengde sportdrank en een vijftal gelletjes. Plus natuurlijk alles wat mij zou worden aangereikt bij de verversingsposten. En ik zou – zo nam ik mij nu voor – werkelijk álles pakken.
De 4:15-groep voerde (natuurlijk) een heerlijk gestaag tempo, dat ongeveer 6 minuten de kilometer bedroeg. Ik had al meteen het gevoel dat ik mij hier uitstekend in zou kunnen handhaven – in ieder geval toch tót de gevarenzone na plusminus 35 kilometer. Zo goed voelde ik me wel. Het was een gemêleerd gezelschap van debutanten en recidivisten, van diverse nationaliteiten (o.a. Polen, Belgen, Fransen, Duitsers, Nederlanders), elk met een eigen verhaal.
Na 6 kilometer in Zoeterwoude Dorp brak plotseling de zon door en werd het meteen ook heel benauwd. Hier zat ik nou bepááld niet op te wachten, maar gelukkig bleek het van tijdelijke aard. Na 11 kilometer liepen wij over een inderhaast aangelegd ponton over de Oude Rijn (voor de kenners: nabij de Rijneke Boulevard) en splitsten de marathonlopers zich af van hun halve-marathon-collega’s. Ruimte, eindelijk ruimte.
Via de pythagoreske (…) dorpen Koudekerk aan den Rijn en Hoogmade belandden wij na 25 kilometer in het wel érg veraf gelegen Roelofarendsveen. Nog steeds bewogen wij ons van Leiden af, lekker goed voor het moreel kan ik U mededelen. Maar op 28km, bij Nieuwe Wetering, kwam dan eindelijk de ommekeer. Na een draai van bijna 180 graden stevenden wij dan te langen leste weer af op de Sleutelstad waar ons de Eeuwige Roem zou wachten.
Het begon zo zoetjesaan allemaal wel een beetje zwaar te worden. En die kilometers: die werden voor het gevoel steeds langer. Heel langzaam, gedurende de tocht door het fraaie landschap en de mooie dorpen Rijpwetering en Oud-Ade, begonnen de krachten af te nemen.
BTW ik moet Oud-Ade nog even specifiek noemen: daar was het héle dorp uitgelopen om ons als helden te begroeten. Hierbij kwam het katholieke karakter van het gehucht duidelijk naar voren: er stonden ongekend veel priesters en nonnen ons buitengewoon hartstochtelijk toe te juichen. Wij voelden ons buitengewoon gezegend én bewierookt! En ook andere dorpelingen hadden hun habijten aangetrokken voor de gelegenheid. Het was werkelijk een gekkenhuis – of trap ik met deze opmerking tegen heilige huisjes?

En tja, niet lang na Oud-Ade, ergens tussen het 36- en 37-km punt, stond ie dan: de overbekende man met de overbekende hamer. Waar ik tot dan toe lekker voorin het peloton had vertoefd zakte ik er nu in één snelle beweging doorheen. De pijp was even he-le-maal leeg. En wèg was de groep. Wat nu?
Na een zeer kortstondige wandeling kon ik mij gelukkig weer enigszins herpakken in een lager tempo dan dat ik tot dan toe had gevoerd. Zo moest ik dan maar die laatste 6 kilometers gaan overbruggen. Gelukkig waren er nog andere medelopers bij wie ik mij aan kon sluiten, of die zich bij mij aansloten.

Op deze manier werden de laatste kilometers – met wel heel veel hangen en wurgen – voltooid. Inmiddels waren we Leiderdorp gepasseerd en waren we in Leiden aan de laatste kilometers over de singels begonnen. De eindstreep kwam nader en nader, maar het kostte nu wel vreselijk veel moeite. Gelukkig stonden zo hier en daar langs het parcours de dolenthousiaste leden van mijn fanclub om mij nog een extra hart onder de riem te steken.

En hoe het
mogelijk is: Joost mag het weten, maar de laatste honderden meters richting
finish gaven weer vleugels. Je ruikt de eindstreep en de even verderop gelegen
bierpomp, er is een uitzinnige menigte die je over de kasseien schreeuwt,
kortom: genoeg impulsen om je in alle staten van euforie te brengen. En ja
hoor: na 4 uur, 19 minuten en 33 seconden veranderde in één klap wederom mijn
status. En wel in “man die zijn eerste marathon heeft volbracht”.
Wát een moment, werkelijk fantastisch!

Bij de bierpomp ontmoette ik Daniël en Kla-haas weer, twee hazen op hun dooie gemak aan het bier. Zelf had ik daar nog even geen oren naar. Maar wat waren ze blij voor mij, en wat was ik ze dankbaar voor 36 kilometer stimulerend gezelschap.
Vervolgens brak een pandemonium los. Eerst was daar het hartstochtelijk en emotioneel weerzien met de familie – mijn grootste en ferventste supporters aan wie ik onnoemelijk veel dank verschuldigd ben. Vervolgens kwam Looptijden-vriend (en meesterlijk verhalenverteller) Jaco zich melden na de finish van zijn 10km-race. Wat leuk om deze virtuele blogvriend ook in het echt te zien!
Datzelfde gold voor Looptijder en al even fervent blogger Ronald, die zich in de Burchtsociëteit (mijn stamkroeg van weleer!) kwam melden waar wij waren neergestreken om het glas te heffen op de voorbije gebeurtenissen. Wat leuk om ook Ronald ‘in het echt’ te zien en zijn verhaal over zijn race te beluisteren!

Het bleef nog lang onrustig in de Sleutelstad! Ik kan terugzien op een waanzinnig marathondebuut, ook al ging het na 36 kilometer niet meer van een Lei(d)en Dakje. Er staat een heel mooie tijd, die misschien ooit eens verbeterd kan worden. Wie zal het zeggen? Maar voorlopig heb ik daar nog helemaal geen plannen voor. Eerst ga ik eens uitgebreid nagenieten van een werkelijk grandioze dag in en rond Leiden en van een enorme verlegging van mijn fysieke en mentale grenzen! De reacties die van allerwege binnenkwamen waren in één woord hartverwarmend. Wat is hardlopen een geweldige sport en wat vormt het voor mij een geweldige way of life.
Running is Bliss!
Met trotse groet, Peter
Gepost op Looptijden.nl door Peter de Haan op maandag 23 mei 2016 21:41